Rekenen I > Rekenen
1234567Rekenen

Uitleg

Je wilt weten hoeveel twee getallen samen zijn. Je moet de getallen optellen.
Je krijgt dan de som van deze getallen.

Je wilt weten hoeveel twee getallen verschillen. Je moet de getallen van elkaar aftrekken.
Je krijgt het verschil van beide getallen.

Bijvoorbeeld:

2,15 + 3,98 = 6,13

10 - 8,95 = 1,05

Optellen en aftrekken gaat gemakkelijk met je rekenmachine.
Let op: je moet wel een punt gebruiken in plaats van de decimale komma!

Optellen en aftrekken kun je ook met de hand uitvoeren. Je maakt dan gebruik van het tientallig stelsel.

Je kunt ook optellen en aftrekken met negatieve getallen.
Hieronder zie je hoe dit gaat.

Opgave 1

Bereken uit het hoofd.

a

25 + 13

b

59 - 21

c

112 + 99

d

204 - 48

Opgave 2

Vul in:

a

7 + 4 = 11, dus 11 is ... van 7 en 4.

b

7 - 4 = 3, dus 3 is ... van 7 en 4.

Opgave 3

Bekijk in Uitleg 1 hoe je twee getallen met de hand optelt en aftrekt.

Maak de volgende optellingen en aftrekkingen met de hand. Controleer je antwoord met de rekenmachine.

a

2531 + 395

b

2531 - 395

c

1543,9 + 56,73

d

1543,9 - 56,73

e

2607 - 9321

Opgave 4

Bekijk nog even in Uitleg 1 hoe je met negatieve getallen rekent.
Bereken:

a

`16 - 25`

b

`16 - text(-)25`

c

`text(-)16 - 25`

d

`text(-)16 - text(-)25`

e

`105,3 + text(-)314,2`

f

`text(-)105,3 - text(-)314,2`

verder | terug