Rekenen I > Afronden en schatten
1234567Afronden en schatten

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Dan betaal je € 30,00.

b

Dat heet afronden.

Opgave V2
a

Ja, want koffie met appelpunt is minder dan `5` euro, dus voor vier personen minder dan `20` euro.

b

Je moet wel in de buurt van `20` euro uitkomen. Er zijn drie appelpunten vergeten op de bon.

c

€ 19,60

Opgave 1
a

Minstens een `5,5` .

b

Hoogstens een `6,49999...` gemiddeld.

Opgave 2
a

`1,1936` ligt dichter bij `1,194` dan bij `1,193` .

b

`1,1936` ligt dichter bij `1,19` dan bij `1,20` .

c

`5,059` ligt dichter bij `5,06` dan bij `5,05` .

d

`5,059` ligt dichter bij `5,1` dan bij `5,0` .

Opgave 3
a

`0,785607~~0,7856`

b

`32,359952~~32,3600`

Opgave 4
a

`~~ 1,15`

b

`~~ 0,73`

c

`~~0,04`

d

`~~25,42`

Opgave 5
a

Het antwoord moet in de buurt van `600/1=600` liggen.

b

Achter de `1` , het juiste antwoord is `661,54` .

Opgave 6

Je moet ongeveer `2xx7+2xx10,00+4xx3=46,00` euro betalen, dus € 50,00 is genoeg.

Opgave 7
a

`879,4 + 54,75 = 934,15` want `900 + 50 = 950` .

b

`4376,7 - 3887,24 = 489,46` want `4500 - 4000 = 500` .

c

`4,58xx16,2=74,196` want `5xx16=80` .

d

`5743xx6,5=37329,5` want `6000xx6=36000` .

e

`(651,298)/(13,7) = 47,54` want `650/13=50` .

f

` (126,96552) / (101,2) = 1,2546` want `130 / 100 = 1,3` .

Opgave 8
a

`25xx500=12500` , dus tussen `10000` en `100000` .

b

`0,25xx500=125` , dus tussen `100` en `1000` .

c

`25/500 = 5 / 100=0,05` , dus tussen `0,01` en `0,1` .

d

`(0,25)/500 = (0,05)/100 = 0,0005` , dus tussen `0,0001` en `0,001` .

Opgave 9
a

`3 xx 7,8 + 3 xx 6,4 + 2 xx 8 + 4,2 + 7,3 + 8,1 = 78,2` en `78,2 / 11=7,10909... ~~ 7,1`

b

`7`

Opgave 10
a

`15,0374 ~~ 15,04`

b

`15,0347 ~~ 15,03`

c

`15,3074 ~~ 15,31`

c

`15,3047 ~~ 15,30`

Opgave 11

Ongeveer `12xx20=240` euro. Het antwoord is nogal onzeker, want februari is een korte maand. Bovendien kan er in februari wel juist voor deze familie veel aan de hand zijn: verjaardagen, enzovoorts.

Opgave 12

Als elke verdieping zo'n `3` meter hoog is, is deze flat zo'n `30` meter hoog.

Opgave 13
a

`39,8 + 213 ~~ 40 + 210 = 250` en `39,8 + 213 = 252,8`

b

`753,14 - 25,5 ~~ 750 - 25 = 725` en `753,14 - 25,5 = 727,64`

c

`(682,5)/250 ~~ 750/250 = 3` en `(682,5)/250 = 2,73`

d

`1209xx4,92 ~~ 1200xx5=6000` en `1209xx4,92=5948,28`

Opgave 14
a

`12,4`

b

`312,1`

c

`4,55`

d

`12,51`

Opgave 15
a

Elk tafelblad heeft een diameter van ongeveer `1,6` m.
Er passen dus `6` bladen naast elkaar.

b

`pi * 0,73^2 ~~ 1,6742` m2 en dat is `16742` cm2.

Opgave 16

Op één decimaal: `7,5` .

Op een geheel getal: `7` .

Opgave 17
a

€ 11,00

b

€ 8,85

c

`4 xx 1,29 = 5,16` , dus dan betaal je € 5,15.
Koop je vier keer een fles, dan betaal je vier keer € 1,30 en dat is meer.

Het is goedkoper om in één keer vier flessen te kopen.

Opgave 18
a

Het geschatte antwoord is `1200/15=2400/30=80` . De uitkomst is dus veel te klein.

b

De komma moet na het tweede cijfer staan: `77,17948718` .

c

Omdat de orde van grootte tussen de `10` en de `100` is, moet de komma achter het tweede cijfer staan. Er kunnen namelijk alleen tientallen en eenheden voor de komma staan.

d

De rekenmachine kan dit getal alleen afronden. Controleer maar dat de deling niet uitkomt.

e

`~~ 77,18`

Opgave 19
a

`31,5 + 2,8 ~~ 32 + 3 = 35` en `31,5 + 2,8 = 34,3`

b

`31,5 - 2,8~~32-3=29` en `31,5-2,8=28,7`

c

`31,5xx2,8~~32xx3≈96` en `31,5xx2,8=88,2`

d

`(31,5)/(2,8)~~32/3~~10 2/3` en `(31,5)/(2,8)=11,25`

Opgave A1

Er zijn ongeveer 20 zitplaatsen per rij en 24 rijen, dat is ongeveer 480 personen.
Er lijken ongeveer 500 zitplaatsen te zijn.

Opgave A2
a

Een deur is zo'n 3 meter hoog, dus de bus ongeveer 3,5 meter hoog (vanaf de grond).

b

De dubbele deur voorin zal zo'n 1 meter breed zijn en dat is anderhalve raamlengte, dus de bus zal zo'n 10 m lang zijn.

c

4 passagiers naast elkaar en elke passagier heeft iets minder dan 1 meter in de lengte nodig. Er zullen dus zo'n 12 a 13 passagiers achter elkaar zitten. Totaal zo'n 50 passagiers.

Opgave A3

Ongeveer 12 liter, want de grote fles is ongeveer 2 keer zo breed (dit telt in de lengte en de breedte!) en 3 keer zo hoog.

Opgave T1
a

`14,6384 ~~ 14,64`

b

`12,381 ~~ 12,38`

Opgave T2
a

`53,2+4,7 ~~ 53+5 ~~ 58` en `53,2+4,7 = 57,9` .

b

`18,4-2,6 ~~ 18-3 ~~ 15` en `18,4-2,6 = 15,8` .

c

`3,8xx4,3 ~~ 4xx4 ~~ 16` en `3,8xx4,3 = 16,34` .

d

`(18,6)/(3,2) ≈ 18/3 ≈ 6` en `(18,6)/(3,2) = 5,8125`

Opgave T3
a

`0,80+3,00+0,50+0,10+0,20 = 4,60` euro.

b

€ 5,40

verder | terug