Rekenen I > Afronden en schatten
1234567Afronden en schatten

Oefenen

Opgave 14

Rond de getallen af op één decimaal.

a

`12,36`

b

`312,139`

Rond de volgende getallen af op twee decimalen.

c

`4,5549`

d

`12,506`

Opgave 15

Je hebt een strook kunststof folie van `2` bij `10` m.
Daarmee ga je ronde tafelbladen bekleden, alleen de bovenkant. De randen worden met aan speciaal profiel afgewerkt.
De oppervlakte van een cirkel is `pi xx r^2` , waarin `r` de straal van de cirkel is. Van deze tafelbladen is `r = 0,73`  m.

a

Hoeveel van die tafelbladen kun je bekleden als je alleen ronde stukken uitsnijdt? Maak eerst een schatting.

b

Bereken hoe groot elk ronde stuk moet zijn afgerond op gehele cm2.

Opgave 16

Je hebt in een bepaalde periode voor een bepaald vak drie toetsen gemaakt en een `6,1` , een `8,4` en een `7,6` gehaald. Daarnaast heb je een presentatie gehouden waarvoor je een `7,5` kreeg. Voor de twee practicumverslagen heb je een `9,1` en een `6,6` gehaald. De toetsen worden drie keer zo zwaar en de presentatie wordt twee keer zo zwaar als de practicumverslagen meegeteld. Bereken het eindcijfer van die periode op één decimaal nauwkeurig en ook afgerond op een geheel getal.

Opgave 17

In winkels wordt bij contant betalen niet langer met eurocenten gerekend. Alle bedragen worden bij de kassa afgerond op veelvouden van vijf eurocent.

a

Hoeveel wordt € 10,99 aan de kassa?

b

Hoeveel wordt € 8,86 aan de kassa?

c

Wat kun je beter doen: in één keer vier flessen cola van € 1,29 per stuk kopen of vier keer één fles?

Opgave 18

Iemand vindt met zijn rekenmachine `1204 /(15,6) = 7,717948718` .

a

Waarom zie je meteen dat in het antwoord de komma niet op de juiste plaats staat?

b

Laat met behulp van een schatting zien waar de komma hoort te staan.

c

Waarom is het voor de plaats van de komma genoeg als je de orde van grootte van het antwoord weet?

d

Waarom mag je zelfs met de komma op de juiste plek geen isgelijkteken gebruiken in deze berekening?

e

Geef het juiste antwoord afgerond op twee decimalen nauwkeurig.

Opgave 19

Bereken. Maak eerst een schatting van het antwoord.

a

`31,5 + 2,8`

b

`31,5 - 2,8`

c

`31,5xx2,8`

d

`(31,5)/(2,8)`

verder | terug