Rekenen I > Afronden en schatten
1234567Afronden en schatten

Uitleg

Vaak heb je na een berekening een getal in een flink aantal decimalen. Lang niet alle cijfers zijn van belang, zijn significant. Daarom rond je af tot alleen de significante cijfers overblijven.

Als je een getal wilt afronden op twee decimalen nauwkeurig, dus op twee cijfers achter de komma, dan kijk je naar de derde decimaal. Is de derde decimaal een `0` , `1` , `2` , `3` of `4` , dan rond je af naar beneden (de tweede decimaal blijft gelijk):

  • `17,7834 ~~ 17,78`

  • `0,67285 ~~ 0,67`

Is de derde decimaal een `5` , `6` , `7` , `8` of `9` , dan rond je af naar boven (je telt bij de tweede decimaal `1` op):

  • `12,7864 ~~ 12,79`

  • `0,67914 ~~ 0,68`

Het teken `=` betekent: "is precies gelijk aan" . Het teken `~~` betekent: "is ongeveer gelijk aan" . Als je een getal afrondt, gebruik je dus `~~` .

Als je bijvoorbeeld `2,49` wilt afronden op een geheel getal, kijk je alleen naar het eerste cijfer achter de komma. Je kijkt niet naar de tweede decimaal: `2,49 ~~ 2` .

Je rondt in de praktijk niet altijd af naar het getal dat het dichtst in de buurt van je uitkomst ligt:

  • Marieke is `15` jaar en `11` maanden oud. Ze mag nog niet op een brommer rijden, want ze is nog geen `16` . Haar leeftijd wordt naar beneden afgerond.

  • Voor het bakken van zeven grote pizzabodems heb je `1100`  gram bloem nodig. Bloem wordt verkocht in pakken van `1000`  gram. Als je zeven pizzabodems wilt bakken, koop je niet één, maar twee pakken bloem. Het aantal pakken bloem wordt naar boven afgerond.

Opgave 1

Iemand heeft een `6` als eindcijfer. Maar ze staat gemiddeld niet precies een `6` .

a

Welk cijfer staat ze minstens gemiddeld?

Minstens een .

b

Welk cijfer heeft ze hoogstens als eindcijfer?

Opgave 2

Leg aan de hand van de figuren uit waarom:

a

`1,1936` op drie decimalen afgerond gelijk is aan `1,194` .

b

`1,1936` op twee decimalen afgerond gelijk is aan `1,19` .

c

`5,059` op twee decimalen afgerond gelijk is aan `5,06` .

d

`5,059` op één decimaal afgerond gelijk is aan `5,1` .

Opgave 3

Gebruik het ongeveerteken. Rond af op vier decimalen.

a

`0,785607`

b

`32,359952`

Opgave 4

Gebruik het ongeveerteken. Bereken en rond je antwoord af op twee decimalen.

a

`3xx0,3134 + 4xx0,052`

b

`3xx0,3134 - 4xx0,052`

c

`(0,36)/(9,15)`

d

`(9,15)/(0,36)`

verder | terug