Rekenen I > Eenheden
1234567Eenheden

Voorbeeld 2

De tijd is een speciale grootheid: de eenheid van tijd is de seconde, maar je spreekt niet van een decaseconde om `10` seconden of een kiloseconde om `1000` seconden aan te geven. Voor grotere tijdseenheden gebruik je namen als:

  • minuut: `1` minuut `= 60` seconden `= 60`  s

  • uur: `1` uur `= 60` minuten `= 60 xx 60` seconden `= 3600`  s

  • dag: `1` dag `= 24` uur `= 24 xx 60` minuten `= 24 xx 3600`  seconden `= 86400`  s

En dan zijn er nog meer begrippen: een etmaal ( `1` dag), de maand (tussen de `28` en de `31` dagen), het jaar (ongeveer `365` dagen), de eeuw ( `100` jaar). Dit is cultureel bepaald en daarom niet overal hetzelfde.

Kleinere tijdseenheden zijn: de tiende seconde, de honderdste seconde, de milliseconde (duizendste seconde), enzovoort.

Opgave 8

De tijdrekening heeft zijn eigen systeem.

a

Hoeveel ms (milliseconde) gaan er in `1` dag?

b

Hoeveel dagen, uren, minuten en seconden zou `1` megaseconde moeten zijn?

Opgave 9

De omtrek van de aarde is `40000` km.

a

Je fietst gemiddeld `20` km in een uur. Hoeveel dagen en uren doe je over deze afstand?

b

Stel je voor dat je met een raket zo snel zou kunnen gaan dat je de omtrek van de aarde in `1` uur aflegt. De afstand tot de planeet Mars is vanaf de aarde ongeveer `56` miljoen km. Hoeveel dagen en uur doe je daar over?

verder | terug