Rekenen I > Eenheden
1234567Eenheden

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`1,5` cm2

b

`3,0xx10^(text(-)1)` cm3

c

`rho = 1,9xx10^(1)` g/cm3 of `1,9xx10^4` kg/m3. Het lijkt hier dus om een echt gouden munt te gaan.

Opgave 1
a

milli; `0,001` g.

b

`1000` g

c

`1000` kg

d

`1` megaton is `1` miljoen ton, dus `1` miljoen `* 1000` kg `= 10^9` kg en dat is `1` miljard kg.

Opgave 2
a

`0,998` g

b

`1,011` g

Opgave 3

`0,0000031` mm

Opgave 4
a

`1` dL = `100` cm3

b

`100` g

c

`1000` L

d

`10000` m2

Opgave 5
a

`0,013` m3 `= 13` L

b

`12` nm `= 0,0000012` cm

c

`3,15` ha `= 31500` m2

d

`0,31` hL `= 31000` cm3

e

`125` mL `= 0,0125` m3

f

`0,95` kg `= 950000` mg

Opgave 6
a

`2,95` GB `= 2,95 xx 1.000.000.000` B `= 2950` MB.

b

`0,95` TB `= 950000` MB.

Opgave 7
a

`60*10^3` Pa `= 60` kPa.

b

`15*10^(text(-)6)` W `= 15` µW.

c

`50*10^6` V `= 50` MV.

d

`4,5*10^(text(-)3)` A `= 4,5` mA.

e

`1,5*10^6` Ω `= 1,5` MΩ.

f

`35*10^9` Hz `= 35` GHz.

Opgave 8
a

`86400000` ms

b

`11` dagen, `13` uur, `46` min en `40` s

Opgave 9
a

`83` dagen en `8` uur.

b

`58` dagen en `8` uur.

Opgave 10
a

`1234,8` km/h

b

`1,08 *10^9` km/h

c

`3 *10^8` m/s

Opgave 11
a

`0,998` g/cm3

b

`998` kg

c

`7,7` gram

Opgave 12
a

`0,05` L

b

`250` cc

c

`2000` cc

Opgave 13
a

Ongeveer `1` g.

b

`4800` L

c

`12` kg/m2

Opgave 14
a

`150000` foto’s

b

`6` dagen, `22` uur en `40` minuten.

Opgave 15
a

`36` hPa `= 3600` Pa

b

`1,4*10^5` V `= 0,14` MV

c

`54` nm `= 5,4*10^(text(-)6)` cm

d

`1,8` Ts `= 5*10^8` uur

e

`3,6` kg/m3 `= 3,6` g/L

f

`12` g/cm3 `= 12` kg/L

g

`120` km/h `= 33 1/3` m/s

h

`12` m/s `= 43,2` km/h

Opgave 16
a

`49,5` km/h

b

`16,7` s

Opgave 17
a

`23,7` kg

b

`7,19` g/cm3

Opgave A1Metalen schijf
Metalen schijf

`V = pi r^2 h = pi * 10,0^2 * 0,900 ~~ 283` cm3.
`rho = m/V = 400/283 ~~ 1,41` g/cm3 en dat is `1,41 · 10^3` kg/m3.

Opgave A2Zoutoplossing
Zoutoplossing
a

`10` .

b

Stamoplossing: `100` mL `= 0,1` L, dus `15 xx 0,1 = 1,5` gram.

Verdunning: `100` mL `= 0,1` L, dus `1,5 xx 0,1 = 0,15` gram.

c

Je moet `10` keer zoveel water hebben, dus de hoeveelheid water moet `1000` mL worden. Er moet dus nog `900` mL water bij.

d

`9` delen water.

e

Elke liter van de stamoplossing bevat `5,0` gram zout. Om daar een concentratie van `1,2` g/L van de maken heb je `(5,0)/(1,2) = 4,166...` keer zoveel water nodig.
Je gebruikt van de stamoplossing `250/(4,166...) = 60` mL en voegt daaraan nog `250-60=190` mL water aan toe.

Opgave A3Warmteafgifte radiatoren
Warmteafgifte radiatoren
a

Soortelijke warmte `c` moet vermenigvuldigd worden met kg⋅K.
Je dient de soortelijke warmte dus te vermenigvuldigen met de massa en het temperatuurverschil van het inkomende en uitgaande water.

b

J `=` kg x J/(kg⋅K) x K.
Rechts van het `=` teken kun je kg en K wegdelen tegen kg⋅K van de soortelijke warmte `c` . Je houdt dan J over.

c

`50 xx 4200 xx 53 = 11130000` J ( `1,113 xx 10^7` J).

d

`P = Q/t` geeft `P = 11130000/3600 = 3092` J/s.

Opgave T1
a

`0,00006785` mm

b

`23500000` dm2

c

`64,8` km/h

d

`22 2/9` m/s

e

`2,5` g/hL

f

`0,12` cm/ms

g

`6,7` µA

h

`400` MV

Opgave T2
a

`7` minuten en `5` s

b

`0,2358` TB

Opgave T3
a

Omdat `1` ton `= 1000` kg `= 1000000` g.

b

`32,9` m3

c

`21,74` ton

verder | terug