Rekenen II > Breuken
123456Breuken

Uitleg

Als je wilt weten welk deel groter is, moet je breuken vergelijken.

`5/12` deel is minder dan `7/12` deel. Je schrijft: `5/12 lt 7/12` .
Het teken `lt` betekent: is kleiner dan.

`7/12` deel is meer dan `7/13` deel. Je schrijft: `7/12 gt 7/13` .
Het teken `gt` betekent: is groter dan.

Als je `2/3` en `3/4` met elkaar wilt vergelijken, moet je de breuken eerst gelijknamig maken. Je maakt dan de noemers van beide breuken gelijk: `2/3 = 8/12` en `3/4 = 9/12` dus: `2/3 lt 3/4` .


Je weet: `1/10 = 0,1` en `2/10 = 0,2` en bijvoorbeeld `12/100 = 0,12` .

Breuken met als noemer `10, 100, 1000, ...` kun je als decimaal getal schrijven.

Ook andere breuken kun je als decimaal getal schrijven:

  • `1/2 = (1 xx 5)/(2 xx 5) = 5/10 = 0,5`

  • `1/4 = (1 xx 25)/(4 xx 25) = 25/100 = 0,25`

  • `3/8 = ... = 375/1000 = 0,375`

Je ziet dat je er dan eerst een breuk met als noemer `10` , of `100` , of `1000, ...` van moet maken. Je rekenmachine doet dit snel met een deling.

Opgave 4

Bekijk in Uitleg 2 hoe je breuken kunt vergelijken.
Vul het juiste teken `gt` of `lt` in.

a

`2/10 ... 19/100`

b

`2/15 ... 1/5`

c

`3/4 ... 2/3`

d

`13/16 ... 7/8`

Opgave 5

Je kunt breuken ook goed vergelijken door er eerst decimale getallen van te maken.
Doe de voorgaande opgave nog eens, maar nu met behulp van decimale getallen.

a

`2/10 ... 19/100`

b

`2/15 ... 1/5`

c

`3/4 ... 2/3`

d

`13/16 ... 7/8`

Opgave 6

In groep A hebben `3` van de `20` leerlingen voor een wiskundetoets een onvoldoende gehaald.
In groep B hebben voor dezelfde toets `4` van de `30` leerlingen een onvoldoende gehaald.

Mag je zeggen dat er in groep B naar verhouding meer onvoldoendes zijn?
Er zijn wel meer onvoldoendes, maar ook meer leerlingen...

verder | terug