Een groot voorblad; een klein achterblad.
Langzaam:
`c`
moet klein zijn.
Snel:
`c`
moet groot zijn.
`21`
`36xx24`
`c=1,5` voor zowel Marco als Peter. Conclusie: ook al is het verzet niet hetzelfde, met dezelfde `c` ga je even hard!
`3/4`
`3` is de teller en `4` is de noemer van de breuk.
In de onderste figuur is evenveel gekleurd als in de bovenste. In de onderste figuur is het `9/12` deel, in de bovenste `3/4` deel.
Als het goed is heb je een rechthoek gekleurd en van een tweede (even grote) rechthoek `3/4` deel.
`1 = 4/4` , dus `1 3/4 = 1 + 3/4 = 4/4 + 3/4 = 7/4` . Maak eventueel een figuur hierbij.
`1 3/4 = 7/4 = 21/12` .
Teken op een roosterpapier een rechthoek van
`6`
bij
`5`
. Je hebt dan
`30`
roosterhokjes.
`2`
van de
`5`
banen kleuren is even veel als
`12`
van de
`30`
hokjes kleuren.
`6/15 = 2/5` .
Door te kijken door welk getal je zowel de teller als de noemer kunt delen.
`2/10 = 20/100 gt 19/100`
`2/15 lt 1/5 = 3/15`
`3/4 = 9/12 gt 2/3 = 8/12`
`13/16 lt 7/8 = 14/16`
`2/10 = 0,20 gt 19/100 = 0,19`
`2/15 ~~ 0,13 lt 1/5 = 0,20`
`3/4 = 0,75 gt 2/3 ~~ 0,67`
`13/16 = 0,8125 lt 7/8 = 0,875`
In groep A heeft
`3/20`
deel een onvoldoende.
In groep B heeft
`4/30`
deel een onvoldoende.
Om beide breuken te kunnen vergelijken maak je ze gelijknamig:
`3/20 = 9/60` en `4/30 = 8/60` .
Dus voor deze toets zijn in groep B naar verhouding de minste onvoldoendes gehaald.
(Complimenten voor groep B.)
`7/12` deel.
`45/100` deel.
`1/60` deel.
`7/100` deel.
`11/100` deel.
`1/20` deel.
`1/20 = 5/100` en dat is minder dan `11/100` .
`1/4`
deel is
`150`
liter, dus een volle tank is
`600`
liter.
`1/3`
daarvan is
`200`
liter en
`2/3`
is daarom
`400`
liter.
`15/6 = 2 3/6 = 2 1/2` reep.
Ook één keer.
`8/18 = 4/9` deel van een rondje.
`18/8 = 9/4 = 2 1/4` keer rond.
`2/7 = 30/105` en `4/15 = 28/105` , dus `2/7 gt 4/15` .
`2/7 ~~ 0,285` en `4/15 ~~ 0,267` , dus `2/7 gt 4/15` .
`6/25 = 18/75` en `4/15 = 20/75` , dus `6/25 lt 4/15` .
`6/25 = 0,24` en `4/15 ~~ 0,27` . Dus ook zo blijkt `4/15` het grootst te zijn.
`3/27 = 1/9 = 0,11111...`
en
`80/1000 = 8/100 = 0,08`
.
`3/27 gt 80/1000`
, dus het zou best eens waar kunnen zijn.
`8/24 = 1/3`
`1/3` deel van `84` is `28` jaar.
`(1,5)/24 = 3/48 = 1/16` deel.
`2/24 = 1/12` deel van `84` is `7` jaar.
`15/12 = 5/4 = 1 1/4`
`12/15 = 4/5`
`13/4 = 3 1/4`
`4/13 = 4/13`
`5/85 = 1/17`
`85/5 = 17`
`7/3 ~~ 2,33333`
`13/12 ~~ 1,08333`
`8 3/25 = 8,12`
`1/19 ~~ 0,05263`
`4/21 ~~ 0,19048`
`2,17 = 2 17/100`
`0,0125 = 125/10000 = 1/80`
`0,675 = 27/40`
`0,0002 = 1/5000`
€ 2,50 is `2` euro, `2` munten van `20` cent en `1` munt van `10` cent.
Bijvoorbeeld `2 + 25/50` en `2 + 5/10` .
Bijvoorbeeld `9/10 + 9/100` en `4/5 + 1/10 + 1/20 + 4/100` en `1/2 + 2/5 + 1/20 + 2/50` .
`2/11 lt 3/11`
`2/11 lt 2/10`
`2/10 lt 3/11`
`1 3/8 gt 1 1/3`
`1/3 gt 0,33`
`0,1538 lt 2/13`
`3/4 = 0,75` en `176/234 ~~ 0,752` , dus er zijn voldoende leden aanwezig.
`2/3 ~~ 0,667` en `117/176 ~~ 0,665` , dus het voorstel tot wijziging van de statuten wordt verworpen.
`72` hokjes zijn voor het water dat in het tweede vat terecht komt.
`8` cm bij `10` cm wordt `80` cm2. Er is `80` liter, dus elk hokje stelt precies `1` liter voor.
`63/80` deel van de oorspronkelijke hoeveelheid komt in het derde vat ( `63` hokjes!)
Er gaat `1/10` deel verloren, dat is `8` liter.
Er gaat nu `9` liter verloren, dat is `9/80` deel van de oorspronkelijke hoeveelheid.
Met behulp van de figuur is te zien dat `2/5` deel gaat naar B en `3/5` deel gaat naar C.
Elk hokje stelt `1/20` deel voor. `2/5` is gelijk aan `8/20` en dat is wat er naar B gaat. Voor C geldt `3/5` deel, dat is gelijk aan `12/20` .
Er gaat `1/4` deel van `2/5` naar de slaapkamer, dat is gelijk aan `2/20` ; er gaat `3/4` deel van `2/5` naar de keuken, dat is gelijk aan `6/20` .
`1/4 = 0,25` .
`5/7 ~~ 0,7143`
`63/8 ~~ 7,875`
`2/3 gt 0,66`
`6/14 gt 14/35`
`96` personeelsleden.
`30` personeelsleden.