Een mountainbike heeft drie kettingbladen vóór en achter zeven. Als je met een constant ritme trapt, wordt de snelheid bepaald door het aantal tandjes van het gekozen voorblad ( `z_1` ) en het achterblad ( `z_2` ).
Als je hard wilt fietsen, heb je dan een groot of juist een klein voorblad nodig? En hoe zit het met het achterblad?
De verhouding van `z_1` en `z_2` bepaalt de snelheid waarmee je rijdt. Als je deze verhouding met `c` aangeeft geldt de volgende formule:
`c=z_1/z_2`
Als je langzaam wilt fietsen door moeilijk terrein, moet `c` dan groot zijn of juist klein? En als je snel wil fietsen?
Een
`z_1`
van
`45`
tandjes en een
`z_2`
van
`21`
tandjes heet in de wielrennerij een verzet van
`45xx21`
.
Uit hoeveel mogelijkheden kun je een verzet bij deze mountainbike kiezen?
Twee vrienden, Marco en Peter, rijden beiden op een mountainbike van het type:
vóór: drie kettingbladen met `36` , `45` en `54` tandjes.
achter: zeven kettingbladen met `12` , `15` , `18` , `21` , `24` , `27` en `30` tandjes.
Bereken de `c` die bij Marco's verzet hoort. Bereken ook de `c` die bij Peters verzet hoort. Conclusie?