Rekenen II > Rekenen met breuken
123456Rekenen met breuken

Oefenen

Opgave 10

Voer de volgende berekeningen handmatig uit. Controleer de antwoorden met de rekenmachine.

a

3 5 + 2 1 3 = ...

b

2 1 6 + 1 3 4 - 2 1 12 = ...

c

3 7 12 - 2 5 6 + 2 3 = ...

d

4 3 10 - 2 2 5 + 17 20 = ...

Opgave 11

In een stad is `1//3` deel van mannen boven de 40 jaar en `1//7` deel van de vrouwen boven de 40 jaar. Er zijn evenveel mannen als vrouwen.

a

Welk deel van mensen in die stad is boven de 40 jaar?

b

Waarom kun je het antwoord bij a alleen berekenen omdat er evenveel mannen als vrouwen in deze stad wonen?

Opgave 12

Anneke, Henk en Frits verdelen een taartje.
Vreetzak Frits neemt `2/3` deel van de taart, Anneke snijdt (bescheiden als ze is) `1/12` deel van de taart af.

Welk deel van de taart blijft er over voor Henk?

Opgave 13

Voer de volgende berekeningen handmatig uit. Controleer de antwoorden met de rekenmachine.

a

`3/5 xx 2 1/3 = ...`

b

`2 1/6 xx 1 3/5 = ...`

c

`3 7/12 xx 2 5/6 = ...`

d

`3/10 xx 3 1/3 = ...`

Opgave 14

Je kunt het land van boer Groot Koerkamp voorstellen door een rechthoek. Als de boer sterft wordt het land verdeeld onder zijn zonen. Bart krijgt de helft, Dirk `3/8` en Ben `1/8` deel.

a

Geef met drie kleuren aan wie van de zonen welk deel krijgt.

Bart verbouwt op `1/4` deel van zijn land tulpen, op de helft narcissen en op de rest hyacinten. Dirk verbouwt op zijn stuk voor de helft tulpen en de rest hyacinten en Ben verbouwt alleen maar narcissen.

b

Deel de vakken op en geef in elk vakje met een T, een N of een H aan welke soort bloemen er verbouwd wordt.

c

Op welk deel van het totale land staan tulpen?

d

Schrijf de berekening op waarmee je het deel tulpen kunt berekenen zonder het plaatje te gebruiken.

e

Bereken op welk deel narcissen staan en controleer het in de tekening.

f

Bereken het deel hyacinten.

Opgave 15

Voer de volgende berekeningen handmatig uit. Controleer de antwoorden met de rekenmachine.

a

`12 // 2/3 = ...`

b

`2/3 // 12 = ...`

c

`3/5 // 2/3 = ...`

d

`2 1/6 // 1 3/5 = ...`

e

`3 7/12 // 2 5/6 = ...`

f

`3/10 // 3 1/3 = ...`

Opgave 16

Nathalie heeft vaak last van benauwdheid. Daarom slikt ze medicijnen. Ze slikt per dag `1 1/2` tablet. In een strip zitten `20` tabletjes.

a

Hoeveel dagen doet Nathalie met één strip?

In de zomer moet ze een `1/4` tablet meer nemen.

b

Hoeveel dagen doet ze nu met één strip?

verder | terug