Rekenen II > Breuken en procenten
123456Breuken en procenten

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Van elke € 100,00 die uitgegeven werd, ging € 5,50 naar het onderwijs.

b

`11/200` deel.

Opgave V2
a

€ 50,00

b

€ 44,00

c

Nee: `50 : 103` is meer dan `44 : 144` .

naar: nationaal scholieren onderzoek Nibud

Opgave V3
a

`30` gram; ook `30` gram.

b

`300` gram.

c

De totale massa van de verdunde oplossing is `300` g. Je hebt al `100` g.
Je moet dus `300 - 100 = 200` gram water toevoegen.

Opgave V4

`110 - 90 = 20` en `20/90 xx 100 ~~ 22,22` %. Afgerond `22` procent.

Opgave 1
a

`23/100`

b

`34,50`

c

`25/100 = 1/4`

d

`33/100 = 0,33` en `1/3 = 0,33333333...`
Dus `33` % is iets minder dan `1/3` deel.

Opgave 2
a

`10` % van `350` is `10/100xx350=35`

b

`12/1000 xx 68 = 0,816` , dus € 0,82.

c

`15/1560 ~~ 0,0096` en `0,0096 xx 100 = 0,96` %.

d

Bijvoorbeeld met een verhoudingstabel en via `1` rekenen:

bedrag 45 2,25 225
percentage 20 1 100

Dus van € 225,00.

Opgave 3
a

`5` van de `11` .

b

`23` %

Opgave 4

Jaap: `18/55 ~~ 0,33` dus ongeveer `33` %.
Willem: `40/125 = 0,32` dus `32` %.
Jaap spaart naar verhouding het meest.

Opgave 5

`14/16 = 7/8 = 0,875 = 87,5` %

Opgave 6
a

`(136,5)/150 = 0,91 = 91` %

b

`(0,6)/150 = 0,004 = 0,4` %

Opgave 7
a

€ 568,75

b

€ 126,00

c

€ 1,512

Opgave 8

Nee, bijvoorbeeld `100xx0,9xx1,1=99` .

Opgave 9
a

`10` %

b

`25` %

c

`~~16,7` %

d

`20` %

e

`25` %

Opgave 10
a

€ 40,00

b

€ 1,50

c

€ 17,75

d

€ 115,91

e

€ 53,68

Opgave 11
a

`28,6` %

b

`~~11,5` %

c

`20` %

Opgave 12
a

`0,40 xx 0,35 = 0,14 = 14` %

b

`640/14 xx 100 ~~ 4571` kilogram.

Opgave 13
a

€ 37,49

b

€ 82,80

c

Nee, ze krijgt nu maar `19,4` % korting.

Opgave 14
a

Ongeveer `7,7` % korting

b

`600/650 ~~ 0,923` , dus `600 = 0,923xx650` . In woorden: `600` is `92,3` % van `650` dus `100 - 92,3 = 7,7` % minder.

Opgave A1Luchtvochtigheid
Luchtvochtigheid
a

Aflezen `~~ 19,4` g/m3.

b

`65` % van `19,4` is ongeveer `12,6` g/m3.

c

De maximale luchtvochtigheid lees je af: `~~15,5` g/m3.

De werkelijke luchtvochtigheid is: `~~12,6` g/m3.

De relatieve luchtvochtigheid is `(12,6)/(15,5) xx 100 ~~ 81` %.

d

De werkelijke luchtvochtigheid overstijgt dan de maximale luchtvochtigheid.

De maximale luchtvochtigheid moet dus ook `12,6` g/m3 (of minder) zijn. Dat is het geval bij een temperatuur van ongeveer `14,5`  °C.

Opgave A2Gasverbruik
Gasverbruik

`8/9 xx 3980 = 3537,777...` en `(3980)/(3537,777...) xx 100 ~~ 112,5` %.
Dat is een toename van `12,5` %.

Opgave A3Zout in oplossing
Zout in oplossing
a

Je had dus eerst `1250 - 250 = 1000` gram oplossing en dus `0,25 xx 1000 = 250` gram zout.

b

`250/1250 xx 100 = 20` %.

Opgave A4Natronloog
Natronloog
a

Toevoeging is: `1/2 - 1/7 = 7/14 - 2/14 = 5/14` deel van de tank en dat is `25` liter.
Dus `100` % ( `14/14` ) is `14/5 xx 25 = 70` liter.

b

Je hebt `1/7 x 70 = 10` liter, waarvan `1,75` kg NaOH. Totaal heb je `1/7 x 70 = 10` kg.
Het massapercentage natronloog is derhalve `(1,75)/10 xx 100 = 17,5` % natronloog.

c

Je hebt totaal nu `10 + 25 = 35` kg natronloogoplossing.
Het massapercentage natronloog: `(1,75)/35 xx 100 = 5` % natronloog.

d

`3,5% = 1750` gram `= 1,75` kg. Dus `1` % is: `(1,75)/(3,5) = 0,5` kg.
`100` % is `100 x 0,5 = 50` kg.
Dat is de totale massa van de `3,5` % natronloog­oplossing.
De tank is al half vol, dat is `35` kg.
Fred moet dus nog `50 - 35 = 15` kg `= 15` liter water toevoegen.

Opgave T1
a

€ 1,50

b

`~~18,2` ‰

Opgave T2

Ongeveer `5` %

verder | terug