Rekenen II > Breuken en procenten
123456Breuken en procenten

Toepassen

Opgave A1Luchtvochtigheid
Luchtvochtigheid

De absolute luchtvochtigheid is de hoeveelheid water in een vastgestelde hoeveelheid lucht. Vaak wordt de absolute luchtvochtigheid aangegeven in g/m3.

De relatieve luchtvochtigheid, in procenten, geeft aan hoeveel waterdamp zich in de lucht bevindt ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp.

Onderstaande grafiek geeft het verband tussen maximaal waterdampgehalte en de temperatuur bij een luchtdruk van `1` atmosfeer ( `1,013` bar).

In een ruimte van `10 xx 5,5 xx 2,25` m is een relatieve luchtvochtigheid ( `R_h` ) van `65` %. De temperatuur is `22`  °C.

a

Bepaal de maximale luchtvochtigheid in g/m3.

b

Bereken de absolute luchtvochtigheid in deze ruimte in g/m3.

c

De temperatuur daalt naar `18`  °C. Hoe groot wordt de `R_h` ?

d

De temperatuur in deze ruimte daalt verder. Op zeker moment wordt het dauwpunt bereikt, de temperatuur waarbij voor het eerst condensvorming gaat optreden. Bij welke temperatuur is dat het geval?

Opgave A2Gasverbruik
Gasverbruik

Dit jaar verbruikte het gezin Siekerman `3980` m3 aardgas. Vorig jaar verbruikten ze `8/9` -deel hiervan.

Met hoeveel procent is het gasverbruik toegenomen?

Opgave A3Zout in oplossing
Zout in oplossing

Je hebt een oplossing van `25` massaprocenten (m%) zout. Je voegt `250` gram water toe, waardoor je `1250`  gram oplossing krijgt.

a

Hoeveel gram zout zat er in de oplossing voordat het water werd toegevoegd?

b

Hoe groot is de concentratie zout in de oplossing na het toevoegen van het water?

Opgave A4Natronloog
Natronloog

Een voorraadtank is precies voor `1//7` -deel met een natronloogoplossing gevuld.
Fred krijgt als operator de opdracht om de tank met water bij te vullen, waardoor de natronloogoplossing verder verdund wordt. Fred voegt `25` liter water toe.
Na het bijvullen met water is de tank precies voor de helft gevuld.

a

Hoeveel liter kan er totaal in deze tank als die helemaal gevuld is?

Toen de tank voor `1//7` -deel gevuld was, bestond de natronloogoplossing uit `1750` gram natronloog (NaOH) en de rest water. Je mag er bij deze opgave van uitgaan dat elke liter vloeistof (water of natronloog­oplossing) in de tank een massa heeft van `1` kg.

b

Hoe groot was het massapercentage natronloog van de natronloogoplossing toen de tank nog voor `1//7` -deel gevuld was?

c

Hoe groot is het massapercentage natronloog nadat Fred `25` liter water heeft toegevoegd? De tank is dan dus voor de helft gevuld.

d

Fred heeft de tank voor de helft gevuld.
Hoeveel liter water moet Fred vervolgens nog toevoegen om er voor te zorgen dat de hoeveelheid natronloog `3,5`  m% wordt?

verder | terug