Rekenen II > Breuken en procenten
123456Breuken en procenten

Toepassen

Btw is de afkorting voor belasting toegevoegde waarde. Die belasting betaal je meestal bij het kopen van een product of dienst. De belastingdienst maakt onderscheid tussen luxe artikelen ( `21` % btw) en basisartikelen ( `6` % btw) zoals brood.

Je zus koopt een elektrische scooter. De winkelier verkoopt deze voor € 2250,00. Dit is de prijs zonder btw (dat heet exclusief btw). Hij moet `21` % btw rekenen: de scooter kost daarom `21` % meer. Hij kost dan:
`1,21 xx 2250,00 = 2722,50` euro inclusief btw.

Meestal zet de winkelier de prijs al meteen inclusief btw op het artikel. Je koopt een fiets en je betaalt € 900,00 inclusief `21` % btw. Hoeveel btw heb je dan betaald?

De winkelier heeft de verkoopprijs berekend door de prijs zonder btw te vermenigvuldigen met `1,21` .
De prijs zonder btw krijg je dus terug door te delen door `1,21` :
`900/(1,21)~~743,80` euro.
De btw is: `900 - 743,80 = 156,20` euro.

Je kunt ook met een verhoudingstabel via `1` rekenen.

Denk erom dat je nu niet `21` % van `900` kunt uitrekenen en dat van de `900` aftrekken, want de € 900,00 is het bedrag dat tot stand komt nadat er `21` % bij opgeteld is. Je moet dan `900` op `121` % stellen.

Opgave A1

Bekijk de rekenvoorbeelden met btw hierboven.

a

Voor een tegelvloer betaal je € 1114,56, exclusief `21` % btw.
Hoeveel betaal je voor deze vloer inclusief btw?

b

Voor een andere vloer betaal je € 432,00, inclusief `21` % btw.
Hoeveel euro bedraagt de btw?

c

Hoeveel kost deze vloer zonder btw?

Opgave A2

In 2019 gaat waarschijnlijk de lage BTW van `6` % naar `9` %.
Een schildersbedrijf heeft een offerte uitgeschreven voor het schilderen aan een bestaand huis. De kosten zijn € 2071,10, inclusief `6` % BTW.
Wat worden de kosten als de BTW `9` % bedraagt?

verder | terug