Bij het werken met procenten gaat het vaak om:
Percentage erbij: Een winkelier koopt zijn artikelen voor een bepaalde inkoopprijs. Hij wil ze verkopen voor een verkoopprijs die bijvoorbeeld `12` % hoger ligt. Hij moet dan bij elk artikel `12` % van de inkoopprijs optellen, ofwel de inkoopprijs met `1 + 0,12 = 1,12` vermenigvuldigen.
Percentage eraf: Een winkelier doet bepaalde artikelen in de uitverkoop. Van alle verkoopprijzen gaat bijvoorbeeld `8` % af, ofwel hij moet de inkoopprijs met `1 - 0,08 = 0,92` vermenigvuldigen.
Wil je weten met hoeveel procent een hoeveelheid gestegen of gedaald is?
Als bijvoorbeeld de temperatuur van water van
`45`
graden naar
`65`
graden stijgt, is de stijging
`65-45 = 20`
graden. Dat is een stijging van
`20/45 = 0,444 = 44,4`
%.
Bereken de nieuwe prijs of het nieuwe bedrag.
Je koopt een fiets van € 650,00 en krijgt `12,5` % korting.
De contributie van de tafeltennisclub is € 120,00 per jaar en wordt met `5` % verhoogd.
In 2010 was de prijs van benzine ten opzichte van 1960 met ongeveer `180` % gestegen. In 1960 kostte `1` liter benzine € 0,54.
Je haalt van een bedrag eerst `10` % af en doet er dan weer `10` % van het nieuwe bedrag bij. Laat met een berekening zien of je weer hetzelfde bedrag hebt gekregen.