Bert laat een wagentje van verschillende hoogten langs een helling naar beneden rijden. Voor het verband tussen de snelheid `v` aan de voet van de helling en de hoogte `h` van de helling geldt:
`v^2 = 20*h`
Hierin is `h` de hoogte in meter (m) en `v` de snelheid in meter per seconde (m/s).
Bereken `v` als `h = 0,2` m.
Geef een schatting voor `v` als `h = 0,3` m.
Vul de volgende tabel verder in:
`h` (m) | `20*h` | `v^2` | `v` (schatting) | `v` (rekenmachine) |
`1` | ||||
`0,8` | ||||
`0,6` | ||||
`0,5` |
Nadat Bert het wagentje vanaf een hoogte van `0,5` m heeft losgelaten, maakt hij de hoogte `4` keer zo groot. Hoeveel keer wordt de snelheid dan groter?