Rekenen II > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Testen

Opgave T1

Bereken met de hand (dus zonder rekenmachine):

a

`1/4 + 4/15 = ...`

b

`4/15 - 1/4 = ...`

c

`2 1/4 + 1 4/15 = ...`

d

`2 1/4 - 1 4/15 = ...`

e

`1/4 xx 4/15 = ...`

f

`1/4 // 4/15 = ...`

g

`2 1/4 xx 1 4/15 = ...`

h

`2 1/4 // 1 4/15 = ...`

Opgave T2

Van de scooters die uit een fabriek komen is `2/3` deel rood. `5/8` deel van de rode scooters is elektrisch, de rest loopt op benzine.

a

Welke deel van alle scooters is rood en elektrisch?

Per dag verlaten er `960` scooters de fabriek.

b

Hoeveel daarvan zijn rood en elektrisch?

De rode scooters die op benzine lopen worden in de fabriek gevuld met elk `2 1/3` liter benzine.

c

Hoeveel liter benzine wordt er dus op één dag getankt?

In de grote benzinetank van de fabriek gaat `7000` liter.

d

Hoeveel scooters kunnen ze daarmee van `2 1/3` liter benzine voorzien?

Opgave T3

Maak de volgende berekeningen kloppend door het juiste getal of de juiste getallen (soms een breuk) in te vullen:

a

`3/8 + (...)/12 = 19/24`

b

`1 7/8 - ... = 3/4`

c

`7/12 * (...)/13 = 14/39`

d

`3/5 // ... = 10`

Opgave T4

Een winkelier geeft op Lego wel `40` % korting, omdat de oude voorraad weg moet om ruimte te maken voor de nieuwste series.

a

Hoeveel kost de brandweerkazerne van € 78,50 dan nog?

b

De brandweerauto kost met korting nog € 21,30. Hoeveel kostte hij zonder korting?

Opgave T5

Aanbiedingen!

a

Een leren bureaustoel van € 295,00 kun je met korting kopen voor € 200,00. Hoeveel procent korting krijg je dan?

b

Een pak hagelslag van `250` gram kost € 1,75. De fabrikant doet een aanbieding: `100` gram meer voor dezelfde prijs. Hoeveel korting krijg je dan eigenlijk?

Opgave T6

Bereken (gebruik alleen waar nodig je rekenmachine om het antwoord in twee decimalen nauwkeurig te geven):

a

7 2

b

1,5 2

c

( 2 5 ) 2

d

6,25

e

4 81

f

1 9 16

g

70

h

( 3 6 ) 2

Opgave T7

Maak de volgende berekeningen, geef steeds exacte antwoorden.

a

7 4

b

5 0

c

( 2 3 ) 4

d

1,6 3

e

`sqrt(2*2^2 + 17)`

f

`(5sqrt(3) + sqrt(3))^2`

g

`(6*3^2)/(6-3^2)`

h

`5^(1+sqrt(25))//25 - 5`

Opgave T8

Schrijf als macht van 7:

a

`7*7^140`

b

`7^141 // 7^15`

c

`(7^70)^7`

d

`7^5 + 42*7^4`

e

`(3*7^115)/1029`

f

`(8*7^200)/(7^201 + 7^200)`

verder | terug