`P = 2l + 2b`
`(2l + 2b)/2 = (2l)/2 + (2b)/2 = l + b`
of:
`(2l + 2b)/2 = 1/2 * (2l + 2b) = 1/2*2l + 1/2*2b = l + b`
`A = l*b`
Verdeel de rechthoek in twee helften door een lijnstuk te tekenen dat de twee middens van de lengtes verbindt.
`(l*b)/2 = l/2 * b`
Teken nu een lijnstuk dat de twee middens van de breedte verbindt. In formule: `(l*b)/2 = l * b/2`
Zonder haakjes wordt het IE-cijfer `15,1` , dat kan meteen al niet kloppen bij een cijfersysteem van `1,0` t/m `10,0` .
Het eindcijfer moet op
`7,5`
of hoger uitkomen.
Hij moet daarom voor IE een
`6,8`
halen (of meer).
Dus:
`(7,4 + 7,6 + x)/3 = 6,8`
zodat:
`x = 5,4`
Omdat niet alleen `2l` door `3` moet worden gedeeld, maar ook de `2b` .
`(2l + 2b)/3 = 2/3l + 2/3b`
Verdeel eerst de rechthoek in drie even lange verticale stroken: `(l*b)/3 = l/3 * b` .
Verdeel daarna de rechthoek in drie even lange horizontale stroken: `(l*b)/3 = l * b/3` .
Zo krijg je `1/9` deel van de rechthoek.
Dat is de totale lengte van alle ribben.
Als je de totale lengte van alle ribben samen door `4` deelt dan krijg je precies de lengte van de drie verschillende ribben samen.
Dat is het volume van deze balk.
Verdeel de balk op het werkblad in vieren door de ribben met lengte `a` allemaal in vieren te delen.
Als je het volume van de balk door `4` deelt, krijg je een kwart van het volume.
Het maakt geen verschil of je de balk verdeelt door de ribben met lengte `a` te verdelen, of de ribben met lengte `b` of de ribben met lengte `c` .
Waar.
Niet waar.
Niet waar.
Niet waar.
Waar.
Waar.
`(15 - 5*p)/5 = 15/5 - (5*p)/5 = 3 - 5/5*p = 3 - p`
`(12a - 5a*3b)/3 = (12a)/3 - (5a*3b)/3 = 4a - 5a*(3b)/3 = 4a - 5a*b = 4a - 5ab`
`(3a(b + 3))/6 = (3a)/6*(b+3) = 1/2a(b+3) = 1/2ab + 1 1/2a`
`(a - 6ab)/(a) = a/a - (6ab)/a = 1 - (6a)/a*b = 1 - 6*b = 1-6b`
Omdat `(b*h)/2 = b/2*h` .
Je kunt ook de lengte van de basis vermenigvuldigen met de helft van de hoogte, want `(b*h)/2 = b*h/2` .
`(3*5)/2 = 15/2 = 7,5` , `5/2 * 3 = 2,5*3 = 7,5` en `5 * 3/2 = 5*1,5 = 7,5` .
`E = (0,2 * 50^2)/2 = 500/2 = 250` J.
Omdat `(m*v^2)/2 = m/2*v^2 = 1/2 m*v^2 = 1/2 mv^2`
`E = 1/2 mv^2 = 1/2*0,2*50^2 = 250` J.
`k = (150+0,06*1000)/1000 = 0,21`
`k = 150/a + (0,06*a)/a = 150/a + 0,06`
Je wilt weten bij welke waarde van
`a`
de kosten
`k = 150/a + 0,06`
uitkomen op
`0,10`
.
Dat is het geval als
`150/a = 0,04`
, dus als
`a = 150/(0,04) = 3750`
.
Dus bij meer dan
`3750`
kopieën per maand komt de school uit de kosten.
€ 14,17 per persoon
`K = 2,50 + 3500/q`
De kaartjes moeten € 12,88 kosten.
`(a+b)/5 = a/5 + b/5 = 1/5a + 1/5b`
`(a*b)/5 = a/5 * b = 1/5ab`
`(a*b+c)/5 = (a*b)/5 + c/5 = a/5*b + 1/5c = 1/5ab + 1/5c`
`(a(b+c))/5 = a/5*(b+c) = 1/5a(b+c) = 1/5ab + 1/5ac`
`((2x + 12)(x + 2))/4 = (2x^2 + 16x + 24)/4 = (2x^2)/4 + (16x)/4 + 24/4 = 0,5x^2 + 4x + 6`
`(6a - 6a*2b)/(3) = (6a)/3 - (12ab)/3 = 2a - 4ab`
`(6a + 3b(a - 2))/6 = (6a)/6 + (3b)/6*(a-2) = a + 0,5b(a-2) = 0,5ab + a - b`
`(250 - 15*p)/p = 250/p - (15*p)/p = 250/p - 15`
De oppervlakte van de vlieger is precies de helft van de oppervlakte van de rechthoek.
Nee, `A = p/2 * q/2 = (p*q)/4` .
`A = 1/2pq` of `A = p * q/2` (linkerhelft of rechterhelft arceren) of `A = p/2 * q` (onderste helft of bovenste helft arceren).
`(40 + 0,25*180)/180 ~~ 0,47` euro/km.
De totale kosten (exclusief de benzinekosten) zijn
`40 + a*0,25`
.
Voor de kosten per km moet je door het aantal gereden km delen.
Ja, `(40 + 0,25*a)/a = 40/a + (0,25*a)/a = 40/a + 0,25*a/a = 20/a + 0,25` .
De oppervlakte van de hele cirkel is
`pi r^2`
.
De sector is het
`(alpha)/360`
deel hiervan.
`A = (pi r^2 * alpha)/360 = pi r^2 * (alpha)/360 = (alpha)/360 * pi r^2` .
Neem bijvoorbeeld een cirkelsector met straal `10` cm en sectorhoek `60^@` . Beide formules geven dan `A = 100/6 pi` als uitkomst.
`d=0,5 v`
Er geldt
`s=v*t`
.
Omdat de snelheid in km/h is krijg je
`s=(1000/3600)*v*t`
dus
`t=((3600/1000)*s)/v`
en dus
`t=(3,6*s)/v`
.
`t=(3,6*s)/v`
en
`s=4+d`
en
`d=0,5v`
.
`t=(3,6*s)/v`
en
`s=4+0,5v`
geeft samen
`t=(3,6*(4+0,5v))/v =(14,4+1,8v)/v = (14,4)/v + 1,8`
`t = (14,4)/100 + 1,8 = 1,944` seconden.
`N= (60) / ((14,4)/v +1,8)`
Er komen dan `60/(1,944) ~~ 31` auto's per minuut.
`(60) / ((14,4)/v +1,8) = 20` betekent `(14,4)/v +1,8 = 3` en dus `(14,4)/v = 1,2` , zodat `v = 12` km/uur.
`0,2a - 1`
`6ab`
`2p - 10pq`
`ab - 4a`
`200/a + 0,15`
`(20 + 120*0,10)/120 = 32/120 ~~ 0,27` euro/km.
`k = (20 + 0,10a)/a` euro.
`k = (20 + 0,10a)/a = 20/a + 0,10`
.
Als
`a`
groter wordt, dan zal
`20/a`
kleiner worden, dus je komt steeds meer in de buurt van de
`0,10`
euro uit.