Algebra 2 > Breuken met variabelen
12345Breuken met variabelen

Toepassen

Opgave A1Rekenen met eenheden
Rekenen met eenheden

Bij het werken met formules dien je goed rekening te houden met de juiste eenheden. Een eenheden controle kan daarbij helpen. Je checkt dan niet de getallen, maar op basis van de eenheden kun je al nagaan of je goed zit.
Een auto rijdt met een constante snelheid van `72` km/h. Bij een noodstop bedraagt de reactietijd `0,2` s. Gedurende deze tijd is de afgelegde afstand:
`s = v * t = 20` `text(m)/text(s) * 0,2 text( s) = 4` m. Je ziet dus dat `text(m)/text(s)` `*` s `=` m.

a

De lichtsnelheid bedraagt `300000` km/s. Hoelang doet het zonlicht erover om de aarde te bereiken als je weet dat de afstand zon-aarde `150000000000` m is?

b

Beschrijf de analogie tussen:
`8/(1/3)=` en `text(m)/(text(m)/text(s))=`

Opgave A2Verlichtingssterkte
Verlichtingssterkte

Zie bijgaande figuur. Je meet met behulp van een lichtmeter de verlichtingssterkte ( `E` ) op verschillende afstanden van een lamp. Uit ervaring is bekend dat de sterkte afneemt naarmate de afstand ( `S` ) tot de lamp groter wordt. Het volgende verband geldt:
`E = a*1/(S^2)` , waarbij `a` een evenredigheidsconstante is.
Dezelfde lichtstroom valt op de vlakken A, B en C, maar de verlichtingssterkte verschilt per vlak.

a

Bepaal met behulp van de formule de verhouding tussen de verlichtingssterkten op de vlakken A, B en C.

b

Laat met behulp van de formule zien wat er gebeurt met `E` wanneer `S` een factor `k` maal zo groot wordt.

verder | terug