Beschrijvende statistiek > Metingen en statistiek
123456Metingen en statistiek

Oefenen

Opgave 7

Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) doet in Nederland veel onderzoek en rapporteert hierover. Deze diagrammen komen uit de Jeugdmonitor 2018.

a

Beschrijf de populatie bij dit onderzoek van het CBS.

b

Welke definitie van jongeren is er in dit onderzoek gebruikt, denk je?

c

Welke deelgroepen zijn onderscheiden?

d

Welke statistische variabele is in dit diagram weergegeven?
Is dat een kwalitatieve of een kwantitatieve variabele?

Opgave 8

Om de mate van vervuiling van een groot meer door lozing van afvalstoffen te onderzoeken, zijn er een twintigtal monsters van `1` L water uit dat meer naar het laboratorium gestuurd. Daar kan de mate van vervuiling worden gemeten, uitgedrukt in mg/L.

a

Welke populatie hoort bij dit onderzoek?

b

Om welke statistische variabele gaat het hier?
Is die variabele kwalitatief of kwantitatief?

c

Waarom is het niet verstandig om de `20` monsters op verschillende plaatsen vlak bij de oever te nemen?

d

Wat vind je van de steekproefgrootte?

Opgave 9

In een fabriek worden `5000` potten zilvergrijze hoogglanslak (ralnummer 7001) met een inhoud van `2`  liter geproduceerd. Er moet op worden gelet dat de potten de juiste inhoud hebben en dat de verf de juiste kleur en glans heeft.
Natuurlijk wil je niet alle potten openmaken om de kleur te controleren. Je neemt dus een steekproef.

a

Welke populatie hoort bij dit onderzoek?

b

Om welke statistische variabelen gaat het hier?
Geef aan of zo'n variabele kwalitatief of kwantitatief is.

c

Hoe ga je de kleur en de glans van de verf vaststellen?

d

Hoe ga je het onderzoek uitvoeren?

Opgave 10

Voor een biologiepracticum moet het aantal slakken op een stuk grond worden geteld. Het stuk grond wordt in stukken van `1` m2 verdeeld. Iedere leerling telt het aantal slakken op vier van die stukken. Hier zie je de resultaten in Excel.

a

Om welke statistische variabele gaat het hier? Kwantitatief of kwalitatief?

b

Hoeveel m2 is de oppervlakte van het stuk grond?

c

Hoeveel leerlingen hebben er geteld?

d

Hoeveel slakken zijn er in totaal geteld?

e

Hoeveel slakken zijn er gemiddeld per m2 gevonden?

Opgave 11

In de jaren 1982-1988 werd onder `22000` mannelijke Amerikaanse artsen onderzoek gedaan naar de invloed van aspirine op hart- en vaatziekten op de gemiddelde Amerikaanse man. De helft gebruikte om de dag `300` milligram aspirine, wat ongeveer gelijk staat aan een "gewoon" aspirientje. De andere helft slikte een placebo (een middel zonder werkzame stof). Van de aspirineslikkers kregen `104` personen een hartinfarct, van de placeboslikkers waren dat er `189` . De conclusie van het onderzoek was dat het risico op een hartinfarct met ongeveer `45` % wordt verlaagd door het slikken van aspirine. Dat dit grote verschil aan toeval was te wijten, vond men uitgesloten vanwege het grote aantal mensen dat aan het onderzoek meewerkte.

a

Waarom is hier geen sprake van een representatieve steekproef? Hoe had deze steekproef moeten worden samengesteld?

b

Waarom werd er van placebo’s gebruikgemaakt?

c

Hoeveel procent van de `11000` aspirineslikkers heeft baat gehad bij het slikken van aspirine?

d

Volgens de tekst wordt de kans op een hartinfarct met `45` % verlaagd. Klopt dat?

verder | terug