Beschrijvende statistiek > Meetnauwkeurigheid
123456Meetnauwkeurigheid

Uitleg

Bij kwantitatieve statistische variabelen zijn meten en tellen de twee manieren om aan data te komen.

Bij meten heb je te maken met de meet(on)nauwkeurigheid, met meetfouten.

Bijvoorbeeld bij het wegen van kilopakken suiker (inhoud `1000`  gram  `℮` ) gebruik je een weegschaal die van meetklasse `0,4` is. Dit betekent dat elk meetresultaat een afwijking kan hebben van maximaal `0,4` % van de totale schaallengte (meetbreedte). Als het meetgebied vanaf `0` tot en met `5` kg is, dan is de afwijking van het gemeten gewicht maximaal `0,004*5000 = 20`  g.
Als je `990` g afleest, dan ligt het werkelijke gewicht tussen `970` en `1010`  g. Dit noem je een toevallige fout, hij is onderdeel van het meetsysteem. Het gaat hierbij om de precisie van je meetinstrument. Je noteert als gewicht `990 +- 20` gram.

Maar je kunt ook zelf afleesfouten maken, bijvoorbeeld omdat je wat scheef staat voor een weegschaal zoals die in de figuur. Een afwijking die ontstaat door scheef aflezen heet parallax. Dat zijn persoonlijke fouten. Die zijn vermijdbaar.

En dan zijn er nog de systematische fouten. Je houdt bijvoorbeeld geen rekening met het gewicht van de verpakkingen zelf en je komt systematisch op een te hoog gewicht. Dan heb je te maken met de juistheid van je metingen.


Ook bij kwalitatieve statistische variabelen komen toevallige fouten voor. Systematische fouten ontstaan bij dergelijke variabelen meestal door zogenaamde "non-respons" , een groep waar je door de wijze van onderzoeken geen antwoord van krijgt. Persoonlijke fouten krijg je hier door slechte vragen, onduidelijkheden, en dergelijke.

Opgave 1

Bekijk Uitleg 1. Je ziet een klasse `0,4` weegschaal.

a

Op de weegschaal staat "Sensitivity 20 g" .
Leg uit dat dit in overeenstemming is met een klasse `0,4` weegschaal.

b

Hoe precies kun je op de gegeven weegschaal het gewicht aflezen?

Je hebt van een steekproef van `10` kilopakken suiker (inhoud `1000`  gram  `℮` ) met deze weegschaal gewogen en het gewicht van de verpakking ( `10` gram) eraf getrokken. Uitkomsten: `990` , `1000` , `1010` , `1020` , `1000` , `990` , `1020` , `1010` , `1030` , `1010` .
Je weet dat alle pakken minstens `970` g moeten wegen en dat slechts enkele minder dan `985` g mogen wegen. Verder moet hun gemiddelde gewicht `1000` g zijn.

c

Voldoet deze steekproef aan alle drie de voorwaarden?

Opgave 2

Bekijk Uitleg 1. Je ziet een klasse `0,4` weegschaal.
Neem aan dat deze weegschaal al lang niet geijkt is. Als er geen gewicht op ligt, wijst hij toch `10` gram aan.

a

Met welk type fout heb je nu te maken?

b

Hoe moet je hiermee met het meten rekening houden?

c

Gaat het bij deze meetfouten om de precisie van je weegschaal of de juistheid?

verder | terug