Beschrijvende statistiek > Diagrammen
123456Diagrammen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

De maximale voetlengte is `31,1` cm en de minimale voetlengte is `21,1` cm.

b

Hier zie je hoe dit er in Excel uit ziet.

c

Je kunt nu snel zien, dat de meesten een voetlengte van `28` cm hebben, dat alle voetlengtes tussen `20` en `32` cm zitten, dat `21` een uitschieter is, ...

d

Bijvoorbeeld door horizontaal de voetlengteklassen en verticaal met behulp van staafjes het aantal voetlengtes in die klasse aan te geven.

Opgave 1
a

Het is verstandig om maar meteen met Excel te gaan werken, dus gebruik het Excelbestand.
Tabel:

b
c

Je kunt wel zeggen dat de grootste voetlengtes bij de vrouwen zo rond de `26`  cm zitten en bij de mannen zitten die rond de `28` cm. Maar verder...
De persoon met de kleinste voetlengte is daarentegen een man.

d

Zie figuur.

Opgave 2
a

`33/150 * 100 = 22` % en daarbij hoort een sectorhoek van `0,22 * 360^@ = 79,2^@` .

b

Altijd alleen maar relatieve frequenties. Soms staan de absolute frequenties er wel bij.

Opgave 3
a

Je kunt dan goed zien hoeveel er in totaal in duurzame energiebronnen is geïnvesteerd wereldwijd.

b

In welke duurzame energiebron geïnvesteerd is.

c

Dat in dat bepaalde kwart de investeringen in duurzame energiebronnen is gedaald t.o.v. het gemiddelde van het voorafgaande jaar.

In het eerste kwart van 2009 is er `26,2` mld dollar geïnvesteerd.
In het voorgaande jaar (vier kwarten inclusief dit kwart) gemiddeld `(45,9+41,0+43,1+26,2)//4 = 39,05` mld dollar.

Opgave 4
a

Er zijn klassen van `48,5 - lt 49,5` , `49,5 - lt 50,5` , enz.

b

Je deelt eerst alle absolute frequenties door `5001` , het totaal aantal vrouwen.

c

Werk met Excel.

d

Werk met Excel.

Opgave 5
a

De gegevens zijn ongeordend.

b

Een handige klassenbreedte is een klassenbreedte waarbij alle waarden die op hetzelfde gehele getal worden afgerond in dezelfde klasse komen. Dus `20,5 - lt 21,5` , `21,5 - lt 22,5` , enz.
Je krijgt dan dit staafdiagram.

c

Bijvoorbeeld tussen `23` en `27` mg/L.

d

Drie keer.

e

Je ziet zowel de gemeten waarden als de frequenties.

Ze worden weinig gemaakt omdat het veel werk is om de getallen op volgorde te zetten.
Bovendien staan de getallen niet altijd bij de gehele waarde waarop ze worden afgerond en dat is weer vervelend bij een klassenindeling.

Opgave 6
a

Omdat bijvoorbeeld methaan `60` % van de cirkel moet krijgen en elke cirkel `360^@` is, is de sectorhoek `0,60 * 360^@ = 216^@` . En zo gaat dat bij de andere sectorhoeken ook.

b

Werk met een geodriehoek en een passer. Of werk met Excel.

c

Het percentage tin moet `15/95*100~~15,8` zijn, dat is een sectorhoek van ongeveer `59^@` . De rest wordt koper.

Opgave 7
a

Nee, waarschijnlijk niet, je moet een goede doorsnede van de samenleving hebben en dan nog gaat het waarschijnlijk om alleen jongeren die in een beperkt gebied wonen. Als je het over de hele wereldbevolking wilt hebben moet je een veel grotere steekproef samenstellen.

b

Ja en nee. Er zal een vergelijkbare spreiding zijn, maar vrouwen zijn in het algemeen wat kleiner dan mannen.

c

Tussen de `50` en de `60` kg.

Opgave 8
a

Bij voorkeur gewoon de meetnauwkeurigheid van gehele procenten, dus dan heb je eigenlijk klassen van `59,5 - lt 60,5` , `60,5 - lt 61,5` , enzovoort.

b

Het gaat om relatieve frequenties.

c
d

Ongeveer `65 +- 5` % is een veilige uitspraak.

Opgave 9
a

Je ziet de variabelen: land, en (metaal)kleur.

b

Kwalitatief.

c

Het aantal behaalde medailles van elke "kleur" .

d

Omdat de frequenties van twee variabelen tegelijk worden weergegeven: land en medaillekleur.

e

De Verenigde Staten ( `46` stuks).

f

Rusland ( `32` stuks).

g

Bij een gestapeld diagram had je direct kunnen zien welk land de meeste medailles in totaal heeft; de verdeling voor de verschillende kleuren onderling tussen de landen valt een beetje weg (op de onderste kleur na).

Opgave 10
a

Lijndiagrammen.

b

Over de jaren 1960 t/m 2005 kan de groei van de Nederlandse bevolking afgelezen worden: in totaal, door natuurlijke aanwas en door migratie.

c

`text(totale bevolkingsgroei) =` `text(natuurlijke aanwas) + text(migratiesaldo)`

d

Het inwoneraantal van Nederland neemt toe, maar de groei gaat steeds minder snel.

Opgave 11
a

Het oppervlaktegebruik van Zuid-Holland en Nederland. Deze variabele is kwalitatief, de getallen zijn frequenties.

b

`50450/344585 * 360^@ ~~ 0,146*360^@ ~~ 53^@` .
De relatieve frequentie is ongeveer `14,6` % en de sectorhoek is ongeveer `53^@` .

c

Doordat de cirkelsector "bossen" bij Zuid-Holland duidelijk kleiner is dan bij Nederland als geheel.

d

Het cirkeldiagram van Zuid-Holland had veel kleiner getekend moeten zijn dan dat van heel Nederland.

e

De figuur laat de absolute verschillen tussen Zuid-Holland en Nederland beter zien.

Opgave 12
a

`20` metingen.

b

Er is van een overtreding sprake als er meer dan `53` km/h wordt gemeten.
Dat is bij `10` metingen het geval.

c

Er moet dan meer dan `58` km/h worden gemeten.

`5/10 * 100 ~~ 50` %.

d

`3/10 * 100 ~~ 30` %.

Opgave A1
a

Zie figuren.

b

Laboranten A en B.

c

Laborant B.

c

De metingen van laborant A zijn gedaan met een apparaat dat onnauwkeuriger werkt. Dat is een toevallige fout.

Opgave A2
a

Zijn meetinstrument is niet geijkt of hij leest foutief af. Dit is een systematische fout of een persoonlijke fout.

b

Vooral om de juistheid.

c

Over laten doen en goed vooraf controleren of de apparatuur goed is ingesteld.

Opgave T1
a

Lijndiagram en staafdiagram.

b

Populatie: werkenden in Vlaanderen.

Variabelen: aantal ongevallen en het aantal ernstige ongevallen.

c

`120000` ongevallen, waarvan `12500` ernstig. Dat is `10` % (of `10,4` %).

d

Je kunt denken dat het staafdiagram het aantal ongevallen betreft. Het staafdiagram gaat echter over het aantal arbeidsongevallen. Ook lijkt het in eerste instantie alsof er meer ernstige arbeidsongevallen zijn dan het totaal aantal arbeidsongevallen. Dit komt doordat er een verschillende schaalverdelingen zijn.

e

Een verband tussen het aantal arbeidsongevallen en het aantal ernstige arbeidsongevallen in Vlaanderen.

f

Voordeel: je kunt het percentage ernstige arbeidsongevallen van het totale aantal ongevallen bepalen zoals bij vraag c.

Nadeel: het diagram kan misverstanden opleveren en is niet echt duidelijk; er staat wel erg veel informatie in.

Opgave T2
a

`72` %

b

Zie figuur.

verder | terug