Beschrijvende statistiek > Diagrammen
123456Diagrammen

Oefenen

Opgave 8

In een laboratorium wordt de hoeveelheid eiwit in eiersalade gemeten. Van een bepaalde fabrikant worden `20` kuipjes eiersalade onderzocht. Een laborant meet daarin de volgende percentages eiwit afgerond op gehele procenten.

a

Je wilt hier voor de overzichtelijkheid een staafdiagram bij maken.
Welke klassenindeling gebruik je?

b

Maak een frequentietabel.
Gaat het om absolute of relatieve frequenties?

c

Maak het bijbehorende staafdiagram.

d

Welk percentage eiwit bevat deze eiersalade?

Opgave 9

Je ziet de medaillespiegel van de Olympische Spelen van 2012 in Londen, met alleen de beste twaalf landen.

a

Welke statistische variabelen zie je in het diagram?

b

Zijn de variabelen kwantitatief of kwalitatief?

c

Wat geeft elke staaf in het diagram weer?

d

Waarom is er een 3D-diagram gebruikt?

e

Welk land heeft de meeste gouden medailles gewonnen?

f

Welk land won de meeste bronzen medailles?

g

Deze gegevens kun je ook in een (gestapeld) staafdiagram weergeven.
Wat is daarvan het voordeel? En wat is het nadeel?

Opgave 10

De diagrammen geven een beeld van de groei van de Nederlandse bevolking.

a

Wat voor soort diagrammen zijn het?

b

Beschrijf wat je hieruit kunt aflezen.

c

Hoe leid je het diagram van de totale bevolkingsgroei uit de andere twee diagrammen af?

d

Welke conclusie kun je trekken uit het diagram?

Opgave 11

In deze twee cirkeldiagrammen wordt het bodemgebruik per hectare van Zuid-Holland met dat van heel Nederland vergeleken.

a

Welke statistische variabele zie je?
Is deze variabele kwantitatief of kwalitatief?

b

Laat met een berekening zien hoe groot de relatieve frequentie en de sectorhoek van "bebouwde grond" in Zuid-Holland is.

c

De getallen in beide diagrammen verschillen nogal, toch kun je in één oogopslag zien dat er in Zuid-Holland relatief gezien veel minder bossen zijn dan in Nederland. Hoe zie je dat?

d

Bij een cirkeldiagram gaat het eigenlijk om de oppervlakte van een cirkelsector. Wat is er dan mis als je de eerste figuur met de tweede figuur vergelijkt?

e

Dezelfde gegevens kun je ook in een staafdiagram met absolute frequenties weergeven. Wat geeft deze figuur beter weer?

Opgave 12

Je ziet hier een steelbladdiagram van een aantal snelheidsmetingen binnen de bebouwde kom van A. De maximale snelheid binnen de bebouwde kom is `50`  km/h. De politie accepteert een meetonnauwkeurigheid van `3` km/h.

a

Hoeveel metingen zijn er verricht?

b

Hoeveel overtredingen van de maximumsnelheid waren daar bij?

c

Hoeveel procent van de snelheidsovertreders reed meer dan `5` km/h te snel?

d

Hoeveel procent van de snelheidsovertreders reed op een scooter of een motor?

verder | terug