Beschrijvende statistiek > Diagrammen
123456Diagrammen

Theorie

Bij veel statistische variabelen kun je een frequentietabel maken. Door te tellen hoe vaak een bepaalde waarde van die variabele voorkomt, krijg je de absolute frequentie van die waarde. Deel je die absolute frequentie door het totale aantal waarden, dan krijg je de relatieve frequentie van die waarde. Relatieve frequenties (vaak in procenten uitgedrukt) maken het vergelijken van twee datasets gemakkelijker.

Vaak gebruik je daarbij een klassenindeling. Bij metingen heb je vanwege de meetonnauwkeurigheid eigenlijk altijd met klassen te maken.

beelddiagram

staafdiagram

lijndiagram

cirkeldiagram

steelbladdiagram

kaartdiagram

puntenwolk

In een tabel heb je vaak alle data nauwkeurig voorhanden, maar een diagram geeft vaak beter overzicht en duidelijker een bepaald verloop weer. Er zijn veel soorten diagrammen:

  • in een beelddiagram worden de waarden of de frequenties weergegeven door figuren;

  • in een staafdiagram worden de waarden of de frequenties weergegeven door de lengtes van rechthoekige staven;

  • in een lijndiagram worden de waarden of de frequenties weergegeven door punten in een assenstelsel die door rechte lijnstukken met elkaar worden verbonden;

  • in een cirkeldiagram worden de waarden of de frequenties weergegeven door de oppervlakte van een cirkelsector; je rekent daarbij relatieve frequenties in procenten om naar hoeken ( `100` % is `360^@` );

  • in een steelbladdiagram worden in de steel de waarden aangegeven, behalve hun laatste cijfer; die laatste cijfers staan naast de steel in oplopende volgorde vanaf de steel;

  • in een kaartdiagram worden de gegevens in de vorm van een kaart gepresenteerd;

  • in een puntenwolk of spreidingsdiagram worden twee variabelen tegen elkaar uitgezet en worden de gegevens aangeduid door punten in een assenstelsel.

Bij statistiek probeer je de gegevens zo eerlijk en overzichtelijk mogelijk weer te geven en de lezer/kijker niet te beïnvloeden of voor de gek te houden.

verder | terug