Beschrijvende statistiek > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Testen

Opgave T1

Van een partij kunstmest zijn `10` monsters genomen en daarvan is het stikstofgehalte bepaald.

a

Beschrijf de bijbehorende populatie en hoe de steekproef getrokken zou moeten zijn.

b

Is "stikstofgehalte" een kwantitatieve of een kwalitatieve statistische variabele?

c

Bereken de relatieve spreiding van deze meetserie.
Zegt dit getal iets over de precisie of de juistheid van de metingen?

In het lab wordt vaak de norm gehanteerd dat de relatieve spreiding kleiner moet zijn dan `3` %.

d

Voldoen deze metingen aan die norm?

Opgave T2

Dit zijn de resultaten van toetsen over hetzelfde onderwerp in twee verschillende groepen studenten.

a

Bereken van beide groepen de gemiddelde score in één decimaal nauwkeurig.

b

Bereken mediaan en beide kwartielen `Q_1` en `Q_3` .

c

Vergelijk beide groepen met elkaar door twee boxplots te tekenen.

d

Laat met behulp van de interkwartielafstand zien dat er in beide groepen geen uitschieters voorkomen.

e

Kun je vaststellen welke groep de toets het best heeft gemaakt?

Opgave T3

Dit cirkeldiagram geeft een beeld van de opbouw van de benzineprijs op een zeker moment.

a

Hoe groot is de sectorhoek die hoort bij "productieprijs" ?
Hoeveel procent van de totale prijs is dat?

b

Is hier sprake van een kwantitatieve of een kwalitatieve variabele?

c

Hoeveel procent van deze benzineprijs gaat naar de overheid?

Opgave T4

In 1947 hebben de wiskundigen Freudenthal en Sittig een grootscheeps onderzoek gehouden naar de lichaamsmaten van `5001` vrouwen in opdracht van De Bijenkorf. Daaruit wilde het bedrijf conclusies kunnen trekken betreffende de maatvoering van kleding voor hun vrouwelijke klanten.

Bekijk de tabel van de voetlengte en de voetbreedte (in halve cm) van `5001` vrouwen die Freudenthal en Sittig maakten bij hun onderzoek.

a

Maak een staafdiagram van de voetlengtes.

b

Bereken de modale voetlengte en de gemiddelde voetlengte.

c

Bereken de gemiddelde absolute afwijking van de voetlengtes in één decimaal nauwkeurig.

d

Waarom kun je uit deze twee tabellen geen verband afleiden tussen voetlengte en voetbreedte?

Opgave T5

Bij een diabetespatiënt is het bloedsuiker gemeten:

Onderzoek met de Dixon’s Q-test of er met een betrouwbaarheid van `95` % één of meer uitschieters tussen zitten.

Opgave T6

Je ziet hier een manometer die de luchtdruk in bar en in psi (pounds per square inch) weergeeft. Het instrument is van klasse 1.
Je meet nu een druk van `950` bar.

a

Hoe nauwkeurig kun je deze schaalverdeling in bar aflezen?

b

Welke fout maak je als je zo afleest als in deze figuur?

c

Gaat de meetklasse over een systematische of een toevallige fout?

d

Neem aan dat die druk van `950` bar correct is afgelezen, tussen welke waarden ligt dan de werkelijke druk?

Volgens de wet van Boyle zijn bij een constante temperatuur druk en volume omgekeerd evenredig.
Je hebt de druk gemeten in een cilinder gevuld met gas, waarvan je het volume kunt vergroten en verkleinen. Het volume bij de meting van `950` bar is `10`  L.

e

Als de druk volgens deze meter toeneemt van `950`  bar naar `980`  bar, hoeveel neemt het volume dan af?

verder | terug