De lengte `L` van de Nederlandse mannen is normaal verdeeld met een gemiddelde van `μ = 182` centimeter en een standaardafwijking van `σ = 7` centimeter.
Bereken `text(Ρ)(170 < L < 180 )` , `text(Ρ)(L < 180 )` , `text(Ρ)(L = 180 )` .
Bereken het percentage mannen dat langer is dan `1,75` meter als je rekening houdt met de meetonnauwkeurigheid.
Al deze kansen zijn met Excel te vinden. Maar je kunt ook GeoGebra gebruiken, of een
rekenmachine. En je kunt werken met de standaardnormale tabel.
Bekijk het
`text(P) (170 < L < 180 )≈0,3443`
`text(P) (L < 180 )≈0,3875`
`text(P) (L=180 )=0`
"Bereken het percentage mannen dat langer is dan
`1,75`
meter"
kun je vertalen naar:
`text(P)(L > 175,5) ~~ 0,8234`
. Dat is gelijk aan ongeveer
`82,3`
%.
Gebruik de gegevens uit
Wat betekent `text(P)(162 < L < 178 )` in dit verband?
Hoeveel procent van de mannen heeft een lengte tussen `171` en `178` centimeter?
Hoeveel procent van de mannen heeft een lengte van precies `171` centimeter?
Hoeveel procent van de mannen heeft een lengte van `171` centimeter als je met de meetnauwkeurigheid rekening houdt?
Hoeveel procent van de mannen heeft een lengte vanaf `μ-1,5 *σ` tot `μ+1,5 *σ` ?
Het gewicht `G` van een bepaalde appelsoort is normaal verdeeld met een gemiddelde van `150` gram en een standaardafwijking van `17` gram.
Hoeveel procent van deze appels weegt minder dan `140` gram?
Hoeveel procent van deze appels heeft een gewicht dat minder dan `10` gram afwijkt van het gemiddelde?
Een groenteboer heeft nog `340` van deze appels.
Hoeveel daarvan zijn lichter dan `120` gram?
Er wordt gewerkt met een meetnauwkeurigheid van `1` gram.
Maakt dit verschil voor je antwoord bij c?