In een steekproef van `500` lampen is de gemiddelde levensduur van de lampen van de straatverlichting in een gemeente `bar(L) = 1500` uur met een standaardafwijking van `s_L = 640` uur.
Bereken het `95` % betrouwbaarheidsinterval van de schatting van het populatiegemiddelde.
De gemeente wil alle lampen vervangen als naar schatting `2,5` % defect is. Na hoeveel uur gaat de gemeente met de vervanging van lampen beginnen?
Bij een steekproef onder `30` pasgeboren baby's is de lengte (in cm) gemeten. De gemiddelde lengte is `bar(L)=52,2` cm en `s_L = 2,38` cm.
Bereken het `95` % betrouwbaarheidsinterval.
Onder de metingen zit een meetfout. Een van de baby's is geen `43` maar `48` cm. Dit heeft gevolgen voor het gemiddelde en voor `s_L` . Nu is `s_L = 1,84` .
Bereken het `95` % betrouwbaarheidsinterval opnieuw.
Leg uit waarom een meetfout van één waarde in een kleine steekproef grotere gevolgen heeft dan een meetfout in een grote steekproef voor het betrouwbaarheidsinterval.