Normale verdeling > Betrouwbaarheidsintervallen
123456Betrouwbaarheidsintervallen

Voorbeeld 3

Een machine vult medicijnverpakkingen met poeder. Het gewenste vulgewicht is `20` mg. De fabrikant bewaakt het vulgewicht. Daarom onderzoekt de kwaliteitsafdeling deze verpakkingen. Het is bekend dat door de nauwkeurigheid van de vulmachine de standaardafwijking van het vulgewicht `0,35` mg is.

De kwaliteitsafdeling wil het vulgewicht met een nauwkeurigheid van `1` % van het gewenste vulgewicht bepalen. Daarmee bedoelt hij dat de afwijking van het gewenste vulgewicht maximaal `1` % ervan mag zijn. Hoe groot moet de steekproefomvang zijn om dit met een `95` %-betrouwbaarheid te kunnen doen?

> antwoord

Bij steekproefomvang `n` geldt voor de standaardafwijking van de steekproefgemiddelen `S = (sigma)/(sqrt(n))` .

Gegeven is `sigma = 0,35` mg.

De afwijking van het gewicht mag maximaal `1` % van het gewenste gewicht zijn. Dat is `0,2` mg.
Bij een betrouwbaarheid van `95` % moet dus `1,96*S = 0,2` , zodat `S~~0,10` mg.

Dit betekent: `0,10 = (0,35)/(sqrt(n))` .

Oplossen geeft: `n = 12,25` .

De steekproefomvang moet dus minstens `13` zijn.

Opgave 8

Bekijk Voorbeeld 3.

a

Los de vergelijking `0,1 = (0,35)/(sqrt(n))` op.

b

Als de kwaliteitsafdeling met een nauwkeurigheid van `0,5` % het gewenste vulgewicht wil bepalen, hoe groot moet dan de steekproefomvang zijn?

c

Als de nauwkeurigheid `1` % zou zijn en de populatiestandaardafwijking zou verdubbelen, hoe groot zou dan de steekproefomvang moeten zijn?

verder | terug