Conclusies trekken > z-toetsen
12345z-toetsen

Oefenen

Opgave 7

Een firma die batterijen levert voor rekenmachines, beweert dat die batterijtjes geschikt zijn om gemiddeld zo’n apparaat 3600  uur te laten werken. Ze gaan er van uit dat die levensduur normaal is verdeeld met een standaarddeviatie van 600 uur.
In een aselect gekozen groep van 60 rekenmachines stop je de batterijen van deze firma. De gemiddelde levensduur blijkt 3300  uur te zijn.

Kun je op grond van dit resultaat met een betrouwbaarheid van 95% de bewering van de firma verwerpen?

Opgave 8

Volgens een wetenschappelijk tijdschrift is het gewicht van zeventienjarigen normaal verdeeld met een gemiddelde van 54,2  kg en een standaarddeviatie van 4,7  kg. Om dit gemiddelde te toetsen wordt van 200 aselect gekozen zeventienjarigen het gewicht bepaald.

a

Als het gemiddelde gewicht in de steekproef 53,3  kg is, heeft het tijdschrift dan met een significantie van 2,5% gelijk?

b

Bij welk significantieniveau verwerp je de mening van het tijdschrift?

c

Bij welk significantieniveau had je de mening van het tijdschrift verworpen als je in een veel kleinere steekproef van 10 zeventienjarigen hetzelfde gemiddelde gewicht had aangetroffen? Kun je een verklaring geven voor het verschil met het antwoord bij b?

Opgave 9

Vacuüm verpakte vleeswaren mogen maximaal 0,022% natriumnitriet bevatten. Bij de keuringsdienst van waren controleren ze dit percentage. Bij de metingen is de standaardafwijking `0,0005` %.

a

Formuleer de hypothese die getoetst wordt. Je mag aannemen dat het natriumnitrietpercentage normaal verdeeld is.

b

Is de toets eenzijdig of tweezijdig? Formuleer ook de alternatieve hypothese.

Bij de nulhypothese zijn er nog meer mogelijkheden voor μ . Omdat zelfs 0,022 toegestaan is, wordt er uitgegaan van H 0 : μ = 0,022 . In een steekproef van 25 stuks verpakte vleeswaren blijkt het nitrietgehalte `0,0221` te zijn.

c

Toets met behulp van deze steekproef of er reden is tot bezorgdheid. Neem een significantieniveau van 5%.

Opgave 10

In een medisch laboratorium worden voortdurend cholesterolgehaltes in bloedmonsters bepaald. De gebruikte apparatuur wordt elk uur gecontroleerd met behulp van een ijkmonster. Hiervan is bekend dat het gemiddelde 175 mg per 100  mL zou moeten zijn. De controlemetingen aan het ijkmonster leveren op: 168, 170, 188, 170, 174, 190, 188, 171.

Is er met een significantie van α = 0,01 reden om aan te nemen dat de meetapparatuur niet goed meer werkt? Neem daarbij aan dat de standaardafwijking van deze controlemetingen overeenkomt met de populatiestandaarddeviatie.

Opgave 11
percentage frequentie
3,445 − <  3,455 1
3,455 − < 3,465 0
3,465 − < 3,475 4
3,475 − < 3,485 3
3,485 − < 3,495 3
3,495 − < 3,505 4
3,505 − < 3,515 2
3,515 − < 3,525 2
3,525 − < 3,535 1

Op een pak melk staat: "Het natuurlijk vetgehalte van melk - zoals die van de koe komt - varieert van 3,7% tot 4,3%".
Volle melk wordt in de fabriek altijd afgeroomd tot 3,5%. Een consumentenorganisatie besluit na te gaan of volle melk 3,5% vet bevat. In een aselecte steekproef van 20 pakken volle melk vindt ze de percentages die je in de tabel ziet.
Men veronderstelt dat het vetgehalte van pakken melk normaal verdeeld is.

a

Schat met behulp van deze steekproef de standaarddeviatie σ van het vetgehalte van volle melk.

b

Toets met significantieniveau 0,05 of de consumentenorganisatie op grond van de steekproef de bewering op het pak kan verwerpen.

verder | terug