Conclusies trekken > t-toetsen
12345t-toetsen

Uitleg

Op een fles frisdrank staat dat de inhoud `1,5`  liter is. Natuurlijk zal de inhoud nooit precies `1,5`  liter zijn. De vulmachine is zo precies mogelijk afgesteld op een gemiddeld vulvolume van `mu = 1530` mL. Het vulgewicht `V` is normaal verdeeld.

De fabrikant controleert regelmatig de afstelling van zijn vulmachine door in een steekproef van `25` flessen de gemiddelde inhoud te meten. Hij wil daarmee de nulhypothese `text(H)_0` : `mu = 1530` mL toetsen tegen de alternatieve hypothese `text(H)_1` : `mu != 1530` .

De fabrikant meet in een aselecte steekproef van `25` gevulde flessen het volume. Hij vindt een gemiddeld volume van `1525` mL met een standaardafwijking van `24`  mL.

Hoe nu verder?

Als de nulhypothese klopt is het gemiddelde vulvolume normaal verdeeld met `bar(V) = 1530` en `S_(bar(V)) = sigma/(sqrt(n))` . Maar helaas is de populatiestandaardafwijking `sigma` niet bekend.
De enige standaardafwijking die bekend is, is `s_V = 24`  mL en die zal niet gelijk zijn aan `sigma` , zeker bij kleine steekproeven.
De Britse statisticus William Gosset (1876—1937) bedacht de zogenaamde `t` -verdeling. Deze verdeling lijkt op de standaardnormale `z` -verdeling, alleen wordt de standaardafwijking `S_(bar(V)) =(s_V)/(sqrt(n))` gebruikt.
Omdat deze statisticus onder de naam "Student" publiceerde, spreek je van Student's `t` -verdeling. Hier:

`t = (bar(V) - 1530)/((24)/(sqrt(25))) = (bar(V) - 1530)/(4,8)`

En met behulp van een tabel voor de `t` -verdeling kun je nu gewoon de hypothese toetsen.

Opgave 1

Bekijk de situatie van het automatisch vullen van `1,5` -literflessen in de Uitleg .

a

Leg uit, dat volgens de `t` -verdeling `text(P)(bar(V) lt 1525) = text(P)(t lt (1525 - 1530)/(4,8))` .

Omdat de waarde van `t` afhangt van de steekproefgrootte `n` , zijn er voor `n = 2, 3, 4, ...` verschillende `t` -tabellen. In deze t-tabel in Excel kun je eerst `n` instellen.

b

Ga na, dat `text(P)(bar(V) lt 1525) = text(P)(t lt (1525 - 1530)/(4,8)) ~~ 0,1544` .

c

Welke conclusie moet de fabrikant nu trekken bij een significantieniveau van `10` %?

d

Stel je voor dat de steekproef niet `25` flessen, maar `50` flessen betreft en dat hetzelfde gemiddelde en standaarddeviatie zijn gevonden.
Hoe groot is nu `text(P)(bar(V) lt 1525)` volgens de `t` -verdeling? En welke conclusie moet de fabrikant dan trekken?

e

En hoe zit dat bij `n = 100` ?

f

Vergelijk de standaardnormale `z` -tabel met een `t` -tabel met grote waarden voor `n` .
Is er veel verschil?

Opgave 2

Student's `t` -verdeling wordt veel gebruikt om bij hypothese toetsen het kritieke gebied te bepalen bij een kleine steekproef van grootte `n` . Daarbij gebruik je deze Student-t-tabel.
Je ziet daarin bij een bepaalde betrouwbaarheid en bij een bepaalde `v = n - 1` de waarde van `t` .
`v` wordt het aantal vrijheidsgraden genoemd.

a

In de Uitleg gaat het over een dubbelzijdige (tweezijdige) toets. Hierbij moet de `t` -verdeling worden gebruikt omdat alleen de steekproefstandaardafwijking bekend is. Bepaal het kritieke gebied van de toets bij een significantieniveau van `10` %.

De fabrikant krijgt het vermoeden dat hij wel met een lager vulvolume toe kan en laat zijn vulmachines instellen op een gemiddelde van `1520` . Er mag echter vrijwel nooit te weinig cola in zijn flessen zitten. Hij doet daarom een enkelzijdige toets van `text(H)_0` : `mu = 1520`  mL tegen `text(H)_1` : ` mu lt 1520`  mL.
In een steekproef van `16` flessen vindt hij een gemiddelde `bar(V) = 1515` met een standaarddeviatie van `s_V = 12` .

b

De fabrikant hanteert een significantieniveau van `1` %.
Welke conclusie trekt hij?

Opgave 3

De grootte `n` van de steekproef heeft ook gevolgen voor het weergeven van een betrouwbaarheidsinterval voor het gemiddelde. Bij kleine `n` en onbekende populatiestandaarddeviatie moet je daar ook de `t` -verdeling gebruiken in plaats van de `z` -verdeling.
Een fabrikant van colaflessen met een inhoud van `1,5`  L wil weten op welk gemiddelde vulvolume zijn machine staat afgesteld. Hij doet daarom een steekproef van `15` flessen en vindt een gemiddelde vulvolume `bar(V) = 1523` mL met een standaardafwijking van `s_V = 18`  mL.

a

Met welk `95` % betrouwbaarheidsinterval kan hij het juiste populatiegemiddelde vaststellen?

b

Vergelijk het bij a gevonden betrouwbaarheidsinterval met een betrouwbaarheidsinterval dat je zou vinden door de `z` -verdeling te gebruiken en (onterecht) aan te nemen dat `sigma = s_V = 18` .

c

Leg uit, waarom voor grote waarden van `n` er weinig verschil is tussen een betrouwbaarheidsinterval berekend met de `t` -verdeling en een betrouwbaarheidsinterval berekend met de `z` -verdeling.

verder | terug