Grafieken > Periodieke grafieken
1234567Periodieke grafieken

Verwerken

Opgave 7

De figuur geeft de lichtsignalen weer van de vuurtorens op Texel en Ameland.

a

Waarom is hier sprake van een periodiek verschijnsel?

b

Welke periode heeft de vuurtoren van Texel? En die van Ameland?

c

Hoeveel lichtflitsen geeft de vuurtoren van Texel per periode? En die van Ameland?

d

Waarom hebben beide vuurtorens een verschillende periode en een verschillend aantal lichtflitsen?

Opgave 8

Bekijk de grafiek van Johans hoogte boven de grond als hij in een reuzenrad zit. Hij stapt op het laagste punt, één meter boven de grond, in.

a

Hoe hoog komt hij maximaal?

b

Hoe groot is de straal van dit reuzenrad?

c

Hoelang doet dit reuzenrad over een omwenteling?

d

Hoeveel omwentelingen maakt dit reuzenrad per uur als het constant doordraait?

e

Johan zit vier minuten in dit reuzenrad. Hoeveel van die tijd heeft hij een uitzicht vanaf meer dan 20 meter hoogte?

Opgave 9

Dit is een grafiek van de waterhoogte in het Hollands Diep bij Moerdijk.
ME(Z)T betekent Midden Europese (Zomer) Tijd en de waterhoogte is in cm boven NAP (Normaal Amsterdams Peil).

Bekijk alleen de zwarte grafiek. De verticale rode lijn geeft aan op welk moment in 2021 de laatste meting was. De verticale lijn bij 25 Oct geeft 25 oktober 2021 om 0:00 uur aan.

a

Op welk moment was die laatste meting ongeveer?

b

De zwarte grafiek voorbij de laatste meting is dus een voorspelling. Waarom is zo'n voorspelling belangrijk?

c

Hoeveel uur bedraagt de periode van de waterstand in het Hollands Diep?

d

Hoeveel is op 25 oktober de hoogste waterstand? Wanneer wordt die bereikt? (Gebruik weer de zwarte grafiek.)

e

Hoeveel is op 25 oktober de laagste waterstand? Wanneer wordt die bereikt? (Gebruik nog steeds de zwarte grafiek.)

Opgave 10

In de grafiek zie je de tijdstippen van zonsopkomst en zonsondergang in de loop van het jaar in Groningen.

a

Waaraan zie je dat de gele grafiek de zonsopkomst betreft?

b

Waarom zijn deze grafieken onderdeel van een periodieke grafiek?

c

Welke periode heeft de grafiek?

d

Op twee plaatsen hebben de grafieken voor zonsopkomst en zonsondergang een knik.
Wat stelt die knik voor?

e

Hoe kun je de blauwe grafiek afleiden uit de grafieken van zonsopkomst en zonsondergang?

f

Hoeveel dagen per jaar is de daglengte groter dan `12` uur?

verder | terug