Grafieken > Totaalbeeld
1234567Totaalbeeld

Samenvatten

Bij heel veel beroepen kom je tabellen en grafieken tegen. Zeker ook waar het gaat om het groeien en de werking van het menselijk lichaam, zoals je hebt gezien. Veel informatie wordt overzichtelijker als je tabellen en vooral grafieken gebruikt, maar dan moet je die wel goed begrijpen ...

De volgende opgaven zijn bedoeld om overzicht over het onderwerp Grafieken te krijgen. Dit betreft van het onderwerp Grafieken de onderdelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Het is nuttig om er een eigen samenvatting bij te maken. De opgaven zijn bedoeld om je daarbij te helpen.

Begrippenlijst
Activiteitenlijst
Opgave 1

Iemand heeft een gootsteen vol laten lopen. Je ziet daarvan de grafiek.

a

Waar is in de grafiek sprake van: stijgen, dalen, constant.

b

Hoelang is de waterhoogte constant? Hoe zie je dit aan de grafiek?

c

Hier staan drie uitspraken. Welke is fout?

  • De grafiek stijgt als de kraan openstaat.

  • De gootsteen leegt zich sneller dan dat hij zich vult.

  • De gootsteen vult zich sneller dan dat hij leegloopt.

Opgave 2

De haringstand in de Noordzee liep de laatste jaren van de vorige eeuw en begin deze eeuw terug. Je ziet dat in de grafiek.

a

Welke grootheid is uitgezet op de verticale as? Waarom juist op die as?

b

Welke eenheden worden gebruikt?

c

Hoe hoog was de haringstand in 1998?

Opgave 3
dag stand
1 42425
2 42430
3 42438
4 42447
5 42455
6 42465
7 42474

Maria neemt een week lang elke dag om 20:00 uur de stand van de gasmeter (m3) op. Ze wil hiervan een grafiek maken.

a

Wat is de eerste stap die ze moet zetten?

b

Welke grootheid komt op welke as en waarom?

c

Teken de complete grafiek met alle bijschriften.

d

Waarom kan deze grafiek nooit dalend zijn?

e

Wat is het nut van zo'n grafiek?

Opgave 4

In een assenstelsel kunnen meerdere grafieken staan.

a

Leg uit wanneer dat kan.

b

Je ziet twee grafieken in hetzelfde assenstelsel. Teken de bijbehorende somgrafiek.

c

Teken ook de bijbehorende verschilgrafiek.

Opgave 5

Bekijk de gegevens over het aantal bezoekers van de twee musea.

a

In welk jaar was volgens deze gegevens het aantal bezoekers van beide musea samen maximaal?

b

In welk jaar was volgens deze gegevens het verschil in aantal bezoekers van beide musea minimaal?

Opgave 6

Je ziet de waterstanden bij Schoonhoven op 6 februari.

a

Tussen welke twee grootheden (en eenheden) geeft deze grafiek een verband weer?

b

Op welke tijdstippen is de waterhoogte die dag maximaal?

c

En op welke tijdstippen was het eb?

d

De waterstand bij Schoonhoven is een periodiek verschijnsel. Welke periode heeft dit verschijnsel?

e

Op welke tijdstippen op 8 februari is het weer hoog water geweest?

verder | terug