Verbanden > Vergelijkingen
123456Vergelijkingen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`R = 1,00 + 0,17 * 18 = 4,06`

b

`40` % van `4,06` korting betekent dat het kaartje nog `60` % kost.

Dat is `0,60 xx 4,06 ~~ 2,44` euro.

c

Elke rit bespaart Behzad met de kortingskaart € 1,62. Dat is per dag € 3,24.

Met een tabel kun je uitrekenen dat Behzad al na zes dagen het abonnement heeft terugverdiend!

Opgave 1
a

Eigen antwoord.

b
`a` 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000
`K` 150 225 300 375 450 525 600 675 750
`I` 0 100 200 300 400 500 600 700 800
c

In dit geval zit de oplossing al in de tabel: bij `a =6000` zijn `K` en `I` gelijk!

In de grafiek vind je die waarde van `a` bij het snijpunt.

d

Een nauwkeuriger tabel (en/of grafiek) maken in de buurt van de oplossing.

Opgave 2
a

Voor kaars L geldt dat zijn startlengte `20` cm is en er gaat er uur `1,5` cm af: `L = 20 - 1,5*t` .

Voor kaars R geldt dat zijn startlengte `30` cm is en er gaat er uur `3,25` cm af: `R = 30 - 3,25*t` .

b
`t` `5` `5,1` `5,2` `5,3` `5,4` `5,5` `5,6` `5,7` `5,8` `5,9` `6`
`L` `12,5` `12,35` `12,2` `12,05` `11,9` `11,75` `11,6` `11,45` `11,3` `11,15` `11,0`
`R` `13,75` `13,425` `13,1` `12,775` `12,45` `12,125` `11,8` `11,475` `11,15` 10,825 `10,5`

Bij `t= 5,7` is `L` kleiner dan `R` en bij `t=5,8` is `L` groter dan `R` .
De oplossing ligt tussen vlak bij `t = 5,7` .

Opgave 3
a

`30*a = 28,95*a + 48` , waarbij `a` het aantal vierkante meter is dat geschilderd moet worden.

b

Maak eerst een tabel voor `L = 30*a` en voor `R = 28,95*a + 48` . Je krijgt dan de tabel:

`a` 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
`L` 0,00 300,00 600,00 900,00 1200,00 1500,00 1800,00 2100,00 2400,00 2700,00 3000,00
`R` 48,00 337,50 627,00 916,50 1206,00 1495,50 1785,00 2074,50 2364,00 2653,50 2943,00

In de tabel of een grafiek zie je dat de oplossing tussen `a=45` en `a=50` ligt. Daartussen heb je de tabel:

`a` 45 46 47 48 49 50
`L` 1350,00 1380,00 1410,00 1440,00 1470,00 1500,00
`R` 1350,75 1379,70 1408,65 1437,60 1466,55 1495,50

Je ziet dat de oplossing het dichtst bij `a=46` ligt.

Opgave 4
a

`36 = 1,5 * (v + 2)`

b

De vergelijking lijkt op `36 = 1,5 * [...]` en dan is `[...] = 36/(1,5) = 24` .
`[...] = v + 2 = 24` betekent `v = 22` .

c

`1,5 * (22 + 2) = 1,5 * 24 = 36` .

Opgave 5
a

Omdat alle getallen vanaf `35,5` tot en met `36,4` op `36` worden afgerond.

b

`v ~~ 21,7` cm dus `217` mm.

c

`v ~~ 22,3` cm dus `223` mm.

d

Alle voetlengtes vanaf `217` mm tot `223` mm.

Opgave 6
a

`[...] = 29,70 - 4,50 = 25,20`

b

`r = (25,20)/(2,25) = 11,2`

c

`r = 11,2` , controleer zelf je antwoord door invullen.

Opgave 7
a

De kaars heeft aan het begin (op `t = 0` ) een lengte van `30` cm en elk uur gaat daar `4`  cm vanaf.

b

`16 = 30 - 4*t`

c

Maak eerst een tabel bij `L` en teken daar een grafiek bij (een rechte lijn van `(0; 30)` tot `(7,5; 0)` ) en bepaal dan op de grafiek het punt waarin `L = 16` . Je vindt `t = 3,5`  uur.

d

`30 - 4 * 3,5 = 16` , klopt.

Opgave 8
a

`K = 75,00 + 2,50*A`

b

`475,00 = 75,00 + 2,50*A`

c

Je krijgt dan de tabel:

`A` (m 2 ) 0 50 100 150 200 250 300 350 400
`K` (euro) 75 200 325 450 575 700 825 950 1075

In de bijbehorende grafiek lees je af dat `A = 160` . Dus de tuin van meneer Van Gils is `160`  m2.

d

`75,00 + 2,50*A = 25,00 + 3,60*A`

e

In deze vergelijking is `L= 75,00 + 2,50*A` en `R=25,00 + 3,60*A` . Je krijgt dan de tabel:

`A` 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
`L` 75 100 125 150 175 200 225 250 275 300 325
`R` 25 61 97 133 169 205 241 277 313 349 385

In de bijbehorende grafiek lees je af dat het snijpunt tussen `A=45` en `A=46` ligt. Dus maak je een nauwkeuriger tabel met waarden voor `A` : `45` en `46` . Je krijgt dan de tabel:

`A` 45,0 45,1 45,2 45,3 45,4 45,5 45,6 45,7 45,8 45,9 46,0
`L` 187,50 187,75 188,00 188,25 188,50 188,75 189,00 189,25 189,50 189,75 190,00
`R` 187,00 187,36 187,72 188,08 188,44 188,80 189,16 189,52 189,88 190,24 190,60

Het snijpunt ligt tussen `A=45,4` en `A=45,5` . Dus in gehele m2 is de prijs van de twee hoveniersbedrijven gelijk bij een oppervlakte van `45` m2.

Opgave 9
a

`A = z*z`

b

`z = 10` cm, want `10*10=100` .

c

`z*z = 10`

d

Bedenk dat `z` tussen `3` en `4` ligt, want `3xx3=9` en `4xx4=16` . Eerste tabel:

`z` (cm) 3,0 3,1 3,2 3,3 3,4 3,5 3,6 3,7 3,8 3,9 4,0
A (cm2) 9 9,61 10,24 10,89 11,56 12,25 12,96 13,69 14,44 15,21 16

De oplossing is `z~~3,2` .

Opgave 10
a

`60 - [...] = 10` geeft `[...] = 2*t = 50` en dus `t = 50/2 = 25` .

b

`1/4 * [...] = 2` geeft `[...] = 20-x = 8` en dus `x = 12` .

Opgave 11
a

`24000/20 =1200` uur.

b

`24000/100 = 240` uur.
Dat zijn `240/40 =6` weken van `40` uur.

c

Je berekent het aantal te werken uren per werknemer door het totaal aantal uren ( `24000` ) te delen door het aantal werknemers `w` . Je krijgt de formule: `a = 24000/w`

d

In drie maanden zitten dertien werkweken van veertig uur. Dus in totaal is er `13*40 =520` uur beschikbaar.

Vul in `a=250` in de vergelijking, dat wordt: `520=24000/w` .

e

Eerst maak je een tabel en een grafiek met stapgrootte `10` om te schatten waar de oplossing ligt:

`w` 10 20 30 40 50 60 70 80 90
`a` 2400 1200 800 600 480 400 342,86 300 266,67

In de grafiek zie je dat het snijpunt ligt tussen `w = 45` en `w=50` . Tussen deze waarden maak je een nieuwe tabel:

`w` 45 46 47 48 49 50
`a` 533,33 521,74 510,64 500 489,80 480

Je ziet dat de oplossing ligt tussen `w=46` en `w=47` . Omdat de aannemer het gebouw in `13` weken af wil hebben, moet hij het aantal werknemers naar boven op gehele werknemers afronden. Hij zet dus `47` werknemers in.

Opgave 12Abonnement voordeliger?
Abonnement voordeliger?
a

`4,06*x = 19 + 2,44 * x`

b

Bedenk eerst dat het aantal ergens tussen `10` en `20` ritten moet liggen.
Begin je tabel dus bij `x=10` .

`x` 10 11 12 13 14
`L` 40,60 44,66 48,72 52,78 56,84
`R` 43,40 45,84 48,28 52,78 50,72

Vanaf `13` ritten is het hebben van een abonnement voordeliger.

c

Elke rit zonder abonnement kost haar `1,00 + 0,17*25 = 5,25` euro.
Elke rit met abonnement koste haar `0,80xx5,25=4,20` euro.
Dus voor haar wordt de vergelijking `5,25*x = 19 + 4,20 * x` .

Maak weer een tabel. Voor haar is een abonnement voordeliger vanaf `18` ritten per maand.

Opgave 13
a

`45,00 + 2,50*a = 4,50*a` , waarbij `a` het aantal keren zwemmen.

b

Met `23` keer zwemmen ben je voordeliger uit met een kortingskaart.

verder | terug