Twee kaarsen worden tegelijk aangestoken.
De eerste kaars is
`20`
cm en wordt elk uur
`1,5`
cm korter.
De tweede kaars is
`30`
cm en wordt elk uur
`3,25`
cm korter.
Noem je de brandtijd in uren
`t`
, dan geeft de vergelijking
`20 -1,50*t = 30 -3,25*t`
aan wanneer de kaarsen even lang zijn.
Bereken wanneer deze twee kaarsen even lang zijn. Ofwel: voor welke waarden van `t` is deze vergelijking waar?
Maak een tabel en een grafiek bij `L =20 -1,50*t` en `R = 3 -3,25*t` .
`t` | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
`L` | 20,00 | 18,50 | 17,00 | 15,50 | 14,00 | 12,50 | 11,00 | 9,50 | 8,00 |
`R` | 30,00 | 26,75 | 23,50 | 20,25 | 17,00 | 13,75 | 10,50 | 7,25 | 4,00 |
Je ziet nu dat de oplossing tussen
`t = 5`
en
`t = 6`
zit.
Aflezen: na ongeveer
`5,5`
uur zijn ze even lang.
In
Leg uit, hoe je deze vergelijking kunt afleiden uit de gegevens.
Je kunt de oplossing niet heel nauwkeurig aflezen.
Maak een tabel tussen `t = 5` en `t = 6` en bepaal een nauwkeuriger oplossing.
Twee schildersbedrijven adverteren met hun kosten. Ze beweren allebei heel goedkoop te zijn.
Schildersbedrijf A:
"Spotgoedkoop: voor maar € 30,00 per vierkante meter komen wij uw muur een nieuwe kleur
geven."
Schildersbedrijf B:
"Wij schilderen voor slechts € 28,95 per vierkante meter. Daar komt € 48,00 aan voorrijkosten
bij."
Welke vergelijking hoort bij de vraag: "Wanneer zijn beide schildersbedrijven even duur?"
Los de vergelijking in op. Geef je antwoord in gehele vierkante meter.