Lineaire verbanden > Lineaire verbanden
123456Lineaire verbanden

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`17` werkdagen betekent `17 * 62 = 1054` km.

`1054` km kost `1054 * 0,07 = 73,78` euro.

Met de leasekosten samen dus `360 + 73,78 = 433,78` euro.

b

Nee, want de leasekosten blijven per maand gelijk.

c

Bijvoorbeeld: `K = 0,07 * a + 360` of `K = 360 + a*0,07` .

d

Maak bijvoorbeeld eerst een tabel met `a = 0, 100, 200, 300, ...`

De grafiek wordt een rechte lijn door `(0, 360)` en `(100, 367)` .

Opgave 1
a
`t` `0` `10` `20` `30` `40` `50`
`K` `30,00` `32,50` `35,00` `37,50` `40,00` `42,50`
b

Het startgetal is de uitkomst bij `t=0` . Voor het hellingsgetal neem je een punt op de grafiek en je verhoogt de tijd met `1` stap, de kosten gaan dan € 0,25 omhoog. Het zal wel erg klein worden in je grafiek, dus misschien zet je liever een tijdstap van `10` minuten. Je gaat dan ook `10` keer het hellingsgetal omhoog.

c

Het startgetal wordt verlaagd en dus komt de hele grafiek `10` eenheden lager te liggen. De helling verandert niet!

d

Het hellingsgetal wordt verlaagd en dus gaat de hele grafiek iets minder steil omhoog lopen. Het startgetal verandert niet!

Opgave 2
a

`100 rarr [ * 0,25 ] rarr 25 rarr [ + 30 ] rarr 55` , dus `55` euro.

b

Bij `a=100` kreeg je bij a `K=55` euro.

Als je beide rekenstappen omwisselt, krijg je

`100 rarr [ + 30 ] rarr 130 rarr [ * 0,25 ] rarr 32,5` , dus `32,5` euro.

Je mag de rekenstappen dus niet omwisselen (helaas voor jou).

c

Vanwege de vast abonnementskosten gaat de grafiek niet door `(0, 0)` .

Opgave 3
a

`y = 1,5*20 + 2 = 32`

Rekenschema: `20 rarr [ * 1,5 ] rarr 30 rarr [ + 2 ] rarr 32` .

b

Omdat de grafiek niet door `(0, 0)` gaat. Omdat het begingetal groter is dan `0` .

c

Maak een tabel met `x = 0, 1, 2, 3, 4, ...`
Ga na dat je dezelfde grafiek krijgt als in het voorbeeld.

Opgave 4
a

De grafiek gaat dan steiler omhoog lopen.

b

De grafiek gaat dan minder steil omhoog lopen.

c

Hellingsgetal `0` .

d

Hellingsgetallen kleiner dan `0` .

e

Als het startgetal groter wordt komt het punt op de `y` -as hoger te liggen.

Als het startgetal kleiner wordt komt het punt op de `y` -as lager te liggen.

f

Je moet dan het startgetal `0` maken.

Opgave 5
a

`50 -0,25 *60 =35` euro.

b

`50 -0,25 *200 =0` euro.
Ouders kiezen voor zo'n abonnement zodat hun kinderen niet onbeperkt kunnen bellen (of internetten met de smartphone).

c

Dat de grafiek een rechte lijn is die steeds daalt.

d

De formule is: `B = 50 - 0,25*a` en dat is gelijk aan `B = 50 + text(-)0,25*a = text(-)0,25*a + 50` .

e

`a rarr [ * text(-)0,25 ] rarr ... rarr [ + 50 ] rarr B` .

f

`200 rarr [ * text(-)0,25 ] rarr text(-)50 rarr [ + 50 ] rarr 0` .

Opgave 6
a

Omdat de kaars gelijkmatig opbrandt: als hij twee keer zo lang brandt, dan is er een tweemaal zo lang stuk van de kaars opgebrand.

b

Na bijvoorbeeld `1` uur branden is de kaars `23,5`  cm en na `2`  uur branden is hij `22`  cm. Als de kaars twee keer zo lang brandt, is de kaarslengte niet twee keer zo groot of klein.

Of:

Omdat bij `t = 0` de lengte `25` cm is.

c

`L=25 -1,5*t`

d

Rekenschema: `t rarr [ * text(-)1,5 ] rarr ... rarr [ + 25 ] rarr L` .

Opgave 7
a

Omdat je naast een vast bedrag per jaar een vast bedrag per m3 betaalt.

b
verbruik `v` (m3) `0` `50` `100` `150` `200`
kosten `K` (euro) `36,00` `126,00` `216,00` `306,00` `396,00`
c
d

Formule: `K = 1,80*v + 36` of `K = v*1,80 + 36` .

Rekenschema: `v rarr [ * 1,80 ] rarr ... rarr [ + 36 ] rarr K`

e

`v=120` geeft `K = 120*1,80 + 36 = 252` , dus de kosten zijn € 252,00.

Opgave 8
a

Bij welke van deze grafieken is `y` recht evenredig met `x` ?

grafiek I

grafiek II

grafiek III

b

`0,5`

c

Bij welke van deze grafieken is het hellingsgetal negatief?

grafiek I

grafiek II

grafiek III

Opgave 9
a

Dan is `h = 0` en dus `T = 20` °C.

b
hoogte `h` (km) `0` `1` `2` `3` `4`
temperatuur `T` (°C) `20` `14` `8` `2` `text(-)4`
c

De formule kun je schrijven als `T = text(-)6*h + 20` .

Rekenschema: `h rarr [ * text(-)6 ] rarr ... rarr [ + 20 ] rarr T` .

`3 1/3 rarr [ * text(-)6 ] rarr text(-)20 rarr [ + 20 ] rarr 0`

Opgave 10
a

Welke grafiek hoort bij de dikste kaars? Licht je antwoord toe.

grafiek I

grafiek II

b

Beide grafieken vormen een rechte lijn, ieder uur brandt er evenveel van de kaars op.

c

Bij grafiek I kun je aflezen dat het startgetal `30` en het hellingsgetal `(text(-)30)/10=text(-)3` is.

Grafiek I: `L = 30 - 3*t` .

d

Grafiek II wordt elke `6` uur `10` cm korter, dus het hellingsgetal is `(text(-)10)/6=text(-)1 2/3` .

Grafiek II: `L = 25 - 1 2/3*t` .

e

Grafiek I: `L = 30 - 3*4 = 18` cm.

Grafiek II: `L = 25 - 5/3 * 4 = 18 2/3` cm.

Dus kaars II is dan het langst.

Opgave 11Autokosten en reiskostenvergoeding
Autokosten en reiskostenvergoeding
a

`K = 0,07*a + 360`

b

`R = 0,19*a`

c

Alleen bij de formule voor `R` , want als `a=0` is ook `R=0` .

d

Maak eerst een tabel met `a = 100, 200, 300, ...`

e

Reiskilometers per maand: `a=16*62=992` km (voor een maand van precies vier weken met elk vier werkdagen).

Kosten: `K = 0,07*992+360 = 429,44` .

Vergoeding: `K = 0,19*992+360 = 188,48` .

Ze komt dus lang niet uit de kosten, maar de auto zal ook voor andere zaken worden gebruikt.

f

Zie de grafiek, ze moet dan `3000` km of meer voor haar werkgever rijden.

Opgave 12
a
`a` `0` `5` `10` `15` `20`
`K` `3,50` `14,75` `26,00` `37,25` `48,50`
b

`K = 2,25*a + 3,50`

c

Er is wel een vast hellingsgetal, maar het begingetal is niet `0` .

d

`18` km.

verder | terug