Voor het verbruik van water betaal je twee soorten kosten:
een vast bedrag per jaar, het vastrecht
een bedrag per m3 water die je verbruikt
In een bepaald gebied is het vastrecht
€
36 en het bedrag per m3
€
1,80.
Noem de totale kosten per jaar
`K`
(euro) en het verbruik
`v`
in m3.
Leg uit dat er sprake is van een lineair verband tussen `K` en `v` .
Maak een tabel voor
`K`
afhankelijk van
`v`
.
Neem
`v=0`
,
`50`
,
`100`
,
`150`
,
`200`
.
Teken de grafiek van `K` .
Geef een formule en een rekenschema voor de kosten afhankelijk van het waterverbruik.
Bereken de kosten voor een waterverbruik van `120` m3.
Je ziet drie grafieken die elk een verband tussen de variabelen `x` en `y` weergeven.
Bij welke van deze grafieken is `y` recht evenredig met `x` ?
grafiek I
grafiek II
grafiek III
Hoe groot is bij die grafiek het hellingsgetal?
Bij welke van deze grafieken is het hellingsgetal negatief?
grafiek I
grafiek II
grafiek III
Hoe hoger je in de bergen komt, hoe lager de temperatuur wordt.
In een zeker berggebied geldt bij benadering:
`T = 20 - 6*h`
.
Hierin is:
Welke temperatuur zou iemand op zeespiegelniveau dan ervaren?
Teken een grafiek van `T` afhankelijk van `h` .
Laat met een rekenschema zien, dat bij een hoogte van `3 1/3` km de temperatuur `0` °C is.
Zuiver cilindervormige kaarsen branden gelijkmatig op. Je ziet de grafieken van de lengte `L` in centimeters van twee van die kaarsen afhankelijk van de brandtijd `t` in uren.
Welke grafiek hoort bij de dikste kaars? Licht je antwoord toe.
grafiek I
grafiek II
Waarom is er bij beide grafieken sprake van een lineair verband?
Bekijk grafiek I en bepaal het hellingsgetal en het startgetal bij het verband tussen `L` en `t` . Stel ook de bijpassende formule op.
Bekijk grafiek II en bepaal hoeveel deze kaars elke `6` uur korter wordt. Bereken daarmee het hellingsgetal en stel de bijbehorende formule op.
Welke van beide kaarsen is na `4` uur branden het langst?