Martin heeft elke schooldag van drie brugklassen het aantal telaatkomers genoteerd.
aantal leerlingen te laat | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 |
frequentie | 5 | 6 | 6 | 8 | 4 | 2 | 3 | 6 |
Bepaal de modus en de mediaan.
Hoeveel weken hield Martin het te laat komen bij?
Bereken het gemiddelde in één decimaal nauwkeurig.
Tijdens een milieuonderzoek noteerde men in een eikenbos van `30` bomen de omtrek in centimeters. De omtrek is telkens gemeten op een hoogte van `1` m boven de grond.
125 | 126 | 128 | 129 | 131 | 131 | 135 | 135 | 135 | 135 | 135 | 138 | 139 | 142 | 142 |
142 | 142 | 143 | 150 | 150 | 151 | 151 | 151 | 155 | 160 | 161 | 165 | 165 | 165 | 166 |
Bepaal de spreidingsbreedte.
Bepaal de mediaan.
Bepaal beide kwartielen en bereken de kwartielafstand.
Teken de bijbehorende boxplot.
Hier zie je nog een keer de omtrek van `30` bomen in centimeters.
125 | 126 | 128 | 129 | 131 | 131 | 135 | 135 | 135 | 135 | 135 | 138 | 139 | 142 | 142 |
142 | 142 | 143 | 150 | 150 | 151 | 151 | 151 | 155 | 160 | 161 | 165 | 165 | 165 | 166 |
Maak bij deze waarnemingsgetallen een frequentietabel. Neem een klassenbreedte van `10` cm en als ondergrens van de eerste klasse `120` cm.
Maak een bijpassend staafdiagram.
Van hoeveel procent van deze bomen is de omtrek groter dan `150` cm?
Schat hoeveel procent van deze bomen een omtrek heeft die groter is dan de gemiddelde omtrek.
Je kunt de gemiddelde omtrek ook schatten vanuit de frequentieverdeling. Welke waarde vind je dan voor het gemiddelde? En waarom is dat hoger dan het werkelijke gemiddelde?
Voor een biologiepracticum zijn op twee velden regenwormen gevangen en is hun lengte in gehele cm gemeten. In de frequentietabel zie je de resultaten. Je gaat de gegevens van beide velden vergelijken.
Leg uit waarom het klassenmidden van de eerste klasse `1,5` is.
Schat de gemiddelde lengte van de regenwormen op veld 1. Doe hetzelfde voor veld 2.
Als je de twee staafdiagrammen bij deze verdelingen wilt vergelijken dan kun je het beste alle frequenties omrekenen naar relatieve frequenties. Waarom is dat? Teken vervolgens beide staafdiagrammen in één figuur.
Hoeveel procent van de regenwormen op veld 1 is `15` cm of langer? En op veld 2?
Gebruik de gegevens over de regenwormen uit de vorige opgave. Elke regenworm is gemeten in gehele cm nauwkeurig.
Welke klasse is de modale klasse op veld 1? En op veld 2?
Maak bij beide velden een boxplot van de verdeling van de lengtes van de regenwormen.
Kun je een conclusie trekken? Motiveer je antwoord.
Stel je voor dat je wilt weten hoeveel procent van de scholieren in het voortgezet onderwijs in Nederland met de fiets naar school gaat. Je gaat dit uitzoeken door middel van een steekproef.
Hoe ga je die steekproef samenstellen? Noem minstens twee punten waar je rekening mee moet houden.
Zou je dit onderzoek via het internet kunnen uitvoeren? Is dat een goede aanpak?
Kun je een betere aanpak verzinnen? Motiveer je antwoord.