Figuren > Totaalbeeld
1234567Totaalbeeld

Samenvatten

In de wiskunde heb je veel te maken met figuren. En er zijn nogal wat figuren... Je moet nauwkeurig afspreken wat je verstaat onder een punt, een lijn, een vlak, loodrecht, evenwijdig, een cirkel, een vierkant, een rechthoek, enzovoorts. Bovendien wil je ze kunnen tekenen en hun afmetingen kunnen bepalen.

De onderstaande opgaven zijn bedoeld om overzicht over het onderwerp Figuren te krijgen. Het betreft de onderdelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 van dit onderwerp. Het is nuttig om er een eigen samenvatting bij te maken.

Je kunt ook deze spiekbriefjes gebruiken.

Begrippenlijst
Activiteitenlijst
Opgave 1

In de plaatjes hieronder en op het werkblad ontbreekt de figuur of de omschrijving.

Maak elk plaatje compleet.

evenwijdige lijnen

loodrecht snijdende lijnen

afstand van een punt tot een lijn

afstand van een punt tot een gebied

de afstand tussen twee evenwijdige lijnen

cirkel met middelpunt `M` en straal  `2`

Opgave 2

Neem twee punten, `A` en `B` met `AB=5` cm.

a

Teken een cirkel met middelpunt `M` en `AB` als diameter.

b

Hoeveel centimeter is de straal van de cirkel?

Opgave 3

Vul het onderstaande overzicht in: "ja" of "nee" .

naam figuur

zijden loodrecht op elkaar?

zijden aan elkaar gelijk?

diagonalen loodrecht

vierkant
rechthoek
ruit
parallellogram
trapezium
vlieger
Opgave 4

Je ziet hier twee figuren op een rooster.

a

Waarom kun je van de linkerfiguur precies bepalen hoeveel roostereenheden de omtrek is en van de rechterfiguur niet?

b

Bepaal van figuur I de omtrek.

c

Bepaal van figuur II de omtrek in één decimaal nauwkeurig.

d

Als de roostereenheid `5` mm is, hoeveel cm is dan de omtrek van elk van deze figuren?

Opgave 5

Vul op de stippeltjes het juiste getal in.

a

`23000` m = ... km

b

`1,24` hm = ... m

c

`542` mm = ... m

d

`0,02` m = ... mm

e

`240` cm2 = ... m2

f

`24` m2 = ... cm2

Opgave 6

Je ziet hier twee figuren op een rooster.

a

Waarom kun je van figuur I precies bepalen hoeveel roosterhokjes de oppervlakte is en van figuur II niet?

b

Bepaal van figuur I de oppervlakte.

c

Bepaal van figuur II de oppervlakte zo nauwkeurig mogelijk.

d

Als een roosterhokje `5` bij `5` mm is, hoeveel cm2 is dan de oppervlakte van elk van deze figuren?

verder | terug