Plaatsbepalen > Plaatscodes
12345Plaatscodes

Uitleg

Je ziet hier een kaartje van het centrum van Deventer.

Je ziet dat er door middel van een rooster vakken op de kaart zijn gemaakt. Dat helpt je bij het vinden van bepaalde plekken op die kaart.

Bijvoorbeeld zit het NS-station in vak E5.

Opgave 1

Bekijk het kaartje van het centrum van Deventer in de Uitleg .

a

Controleer dat het NS-station in vak E5 ligt.

b

De Kleine Overstraat loopt tussen de Brink en de Lange Bisschopsstraat. In welk vak ligt die straat vooral?

c

Het Boreelplein is een nieuw winkelcentrum op het terrein van de vroegere Boreelkazerne. In welk vak ligt dit nieuwe winkelcentrum vooral?

d

In vak B2 tref je de naam aan van één van de vroegere toegangspoorten tot de stad Deventer. Hoe heette die poort?

e

In welk ander vak is de naam van een andere vroegere toegangspoort tot Deventer te vinden?

f

Als je Deventer nadert vanuit het westen zie je de torens van de Lebuïnuskerk en die van de Bergkerk al van grote afstand. Beide kerken zijn op de kaart aangegeven. Waar vind je ze?

g

Tussen twee roosterlijnen op de kaart zit een afstand van `200` m. Hoe ver liggen beide kerken van elkaar?

Opgave 2

Klas B1C heeft les in lokaal D13.

a

Wat betekent die code voor de klas waarschijnlijk?

b

Wat betekent die lokaalaanduiding waarschijnlijk?

c

Beschrijf welke codes er bij jou op school worden gebruikt voor de klassen en voor de lokaalnummers.

d

Een schoolgebouw kent vier verdiepingen, namelijk B, I, II en III. Verder zijn er een noordvleugel, een zuidvleugel en een oostvleugel. Daarbinnen zijn alle ruimtes genummerd van 00 tot en met hoogstens 30. Welke code krijgt lokaal 12 in de zuidvleugel van de derde verdieping?

Opgave 3

Dit is de beginopstelling van de stukken bij schaken. Elk vakje op het schaakbord heeft een code. Naast de acht pionnen heeft elke speler één koning, één koningin, twee lopers, twee paarden en twee torens.

a

Op het vakje e1 staat de witte koning. Op welk vakje staat de zwarte koning?

b

Een zwarte loper staat op c8. Waar staan de andere lopers?

c

Er zijn vier torens. Ze staan op de hoeken van het schaakbord. Waar staan de twee witte torens?

d

De paarden staan naast de lopers. Op welke vakken staan de paarden?

Een paard maakt gekke sprongen op een schaakbord. Om een paardensprong uit te voeren, ga je met het paard eerst twee vakjes naar voren of naar achteren en daarna een vakje naar links of naar rechts; maar je mag ook eerst twee vakjes naar links of naar rechts, en dan een vakje naar voren of naar achteren. Het witte paard op b1 kan dus naar a3 en c3. Niet naar d2 want daar staat een stuk van de eigen kleur.

e

Naar welke vakken kan het zwarte paard op g8?

f

Dit zwarte paard staat nu op f6. Naar welke vakken kan het nu springen als er verder geen zwarte stukken zijn verplaatst?

verder | terug