Ruimtelijke figuren > Diagonaalvlakken
1234567Diagonaalvlakken

Voorbeeld 1

Het diagonaalvlak `ACGE` in deze balk heeft in werkelijkheid de vorm van een rechthoek. De breedte van dit diagonaalvlak is gelijk aan de lengte van lijnstuk `AE` . De lengte van dit diagonaalvlak is gelijk aan de lengte van de diagonaal `AC` van grensvlak `ABCD` . Om het diagonaalvlak te kunnen tekenen zoals het er in werkelijkheid uitziet, moet je de lengte van `AC` meten. En daarvoor teken je eerst `ABCD` zoals hij in werkelijkheid is: een rechthoek van `6` bij `3` . Dat heet "op ware grootte tekenen" .

In rechthoek `ACGE` kun je nu de lichaamsdiagonaal `AG` meten.

Opgave 4

Bekijk de balk in Voorbeeld 1.

a

Teken zelf grondvlak `ABCD` op ware grootte en meet de lengte van zijvlaksdiagonaal `AC` in mm nauwkeurig.

b

Teken diagonaalvlak `ACGE` op ware grootte.

c

Meet nu de lengte van lichaamsdiagonaal `AG` in mm nauwkeurig.

Opgave 5

Bepaal door meten de lengte van een diagonaal in een grensvlak en van een lichaamsdiagonaal in een kubus met ribben van `1` cm.

verder | terug