Ongeveer `66^@` .

Zijn kijkhoek is iets groter.

Alleen de afstand tot het midden van het "raam" waar je door kijkt.

Het beeldscherm heeft een hoogte van $\mathrm{22,875}$ cm.
Denk er om dat de afstand van $60$ cm loodrecht op het beeldscherm moet worden gemeten.

Ongeveer `22^@` .

De kijkhoek wordt steeds kleiner naarmate je verder van het midden van de opening af komt.

Als het oog precies in het midden van de opening zit.

Ook dan wordt de kijkhoek steeds kleiner.

Doen.

Over een cirkel waarvan het middelpunt een klein beetje voor het midden van de opening zit.

Doen, hij lijkt eerder `35^@` ; te zijn.

Ongeveer `70^@` .

Er zijn twee middelste stoelen. De kijkhoek in één van die is ongeveer `115^@` .

Je kijkhoek is wel heel groot, maar dat is niet altijd een voordeel want je moet je hoofd dan meer draaien om alles te kunnen overzien. Dat heeft te maken met het blikveld (zie Toepassen ) van een mens. Dat is kleiner dan deze kijkhoek.

In het midden van één van de achterste rijen, zeker als de zaal wat oploopt naar achteren.

Dit is een kwestie van uitproberen. Neem bijvoorbeeld de stoel rechts vooraan, de kijkhoek daarvandaan is ongeveer `70^@` . De kijkhoek van de stoel in het midden moet dan evenveel bedragen, dus links en recht van een lijn naar het midden van het podium `35^@` . Teken dit en kijk of je op een stoel uitkomt.

Dan kun je recht voor je uit kijken.

Dan zit je wel heel dicht op het scherm en moet je je hoofd draaien om alles te kunnen zien.

Vanuit B ongeveer `21^@` .
Vanuit C ongeveer `51^@` .

Ongeveer in het midden van de zaal, of in het midden van een rij daar iets achter.

Als de kijkhoek te groot wordt moet je steeds je hoofd draaien om alles te zien. Dat is vervelend.

De tekst is heel erg uitgerekt.

Je kijkt in de richting van de letters op het briefje met een hele kleine kijkhoek.

Ook dan zie je de tekst onder een kleine kijkhoek. Denk aan het woord STOP op het wegdek vlak voor een kruising.

Twee kwart cirkels waarvan de doelpalen het middelpunt zijn en een lijnstuk evenwijdig aan en even lang als de doellijn.

Ongeveer `28^@` .

Ze vergroten dan de kijkhoek en verminderen de reactietijd van de keeper.

De kijkhoek is dan heel klein en dus komt de bal altijd onder dezelfde hoek naar de keeper.

Hij zal van de doellijn vandaan springen om zijn hoek te vergroten.

Kijk eerst naar een bepaald punt op ooghoogte en houdt daarna je hoofd stil. Laat iemand aan weerskanten van je hoofd op ooghoogte een potloodje beethouden op de plek waar je dit nog juist kunt zien zonder je ogen te draaien. Probeer de bijbehorende hoek op te meten.
Verzin iets dergelijks voor het verticale gezichtsveld.

Doen.

Het konijn heeft zo een veel groter gezichtsveld, ook schuin naar achteren.

Diepte zien ontstaat doordat de beelden van beide ogen elkaar overlappen. Je hersenen maken daar "diepte" van. Bij een konijn is er haast geen overlap.

Doen.

Teken dit gezien vanaf de zijkant van de weg.

Doen, laat je tekening controleren.

Ongeveer `42^@` .

Die kijkhoek is ongeveer `35^@` .

Bijvoorbeeld door richting het midden van de opening in de muur te lopen.