Kijkmeetkunde > Vergroten/verkleinen
123456Vergroten/verkleinen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`2` keer zo groot.

b

Druk eerst de bouwplaat liggend af op A4-formaat!

Het zijn "links" en "rechts" van bouwplaat 2. Alle afmetingen worden `2` zo groot als op de bouwplaat.
Links: lengte `5 xx 2 = 10` cm en breedte `4,5 xx 2 = 9` cm.
Rechts: lengte `5 xx 2 = 10` cm en breedte `4 xx 2 = 8` cm.

c

Twee planken 1 en 2 zijn nodig.
Plank 1: lengte `9` cm en breedte `6` cm, dus oppervlakte op tekening `54` cm2. In werkelijkheid wordt dat `12 xx 18 = 216` cm2.
Plank 2: lengte `15,2` cm en breedte `5` cm, dus oppervlakte op tekening `76` cm2. In werkelijkheid wordt dat `10 xx 30,4 = 304` cm2.
Totaal dus in werkelijkheid `216 + 304 = 520` cm2.

d

`2 xx 2 = 4` keer zo groot, want zowel de lengte als de breedte zijn in werkelijkheid `2` keer zo groot.

Opgave 1
a

Zie figuur, jouw figuur zou de afmetingen moeten hebben die in de figuur staan. De bovenkant heeft een uitstekende rand van `1` cm gekregen. De invliegopening is een cirkel met een diameter van `2` cm.

b

Tel de oppervlaktes van alle rechthoekige stukken bij elkaar: `5xx6 + 2xx6xx6,5 + 5xx7 + 2xx5xx6,5 = 208` cm2.
Met de invliegopening is geen rekening gehouden.

c

Van de werkelijke mezenkast zijn alle afmetingen `2` keer zo groot.
Dus is de oppervlakte: `10xx12 + 2xx12xx13 + 10xx14 + 2xx10xx13 = 832` cm2.
En `832 = 4 xx 208` .

d

Inhoud mezenkast op bouwplaat: `5xx6xx6,5 = 195` cm3.
Inhoud werkelijke mezenkast: `10xx12xx13 = 1560` cm3.
En `1560 = 8 xx 195` .

Opgave 2
a

Zie figuur, jouw figuur zou de afmetingen moeten hebben die in de figuur staan. De bovenkant heeft een uitstekende rand van `1` cm gekregen.

b

Alle afmetingen worden `5` keer zo groot.

c

Van de werkelijke nestkast zijn alle afmetingen `5` keer zo groot.
Dus de oppervlakte wordt `5 xx 5 = 25` keer zo groot.

d

Van de werkelijke nestkast zijn alle afmetingen `5` keer zo groot.
Dus de inhoud wordt `5 xx 5 xx 5 = 125` keer zo groot.

Opgave 3
a

Oppervlakte schaalmodel: `(12,8*6)*2 + (7,2*6)*2 + (12,8*7,2)*2 = 424,32` cm2.

b

De binnenafmetingen worden `12,8 - 2xx0,1 = 12,6` cm bij `7,2 - 2xx0,1 = 7,0` cm bij `6,0 - 2xx0,1 = 5,8` cm. Inhoud schaalmodel: `12,6*7,0*5,8 = 511,56` cm3.

c

Omdat alle afmetingen `10` keer zo groot worden, wordt de inhoud `10xx10xx10 = 1000` keer zo groot.

De inhoud van de werkelijke kist is dus `511,56 * 1000 = 511560` cm3 en dat is `511,56` L.

Opgave 4
a

Die kist is kleiner, de lengtevergrotingsfactor van deze kist ten opzichte van de eerste is `0,5` .

b

`42432 xx 0,5 xx 0,5 = 10608` cm2.

c

`511,56 xx 0,5 xx 0,5 xx 0,5 = 63,945` L.

Opgave 5
a

Ongeveer `3200000 xx 1/18 xx 1/18 ~~ 9877` mm2.

b

Ongeveer `698000 xx 1/18 xx 1/18 xx 1/18 ~~120` mm3.

c

Ongeveer `33000000 xx 1/18 xx 1/18 xx 1/18 ~~ 5658` mm3.

Opgave 6
a

`12xx1000 = 12000` cm `=120` m lang en `7,5 xx 1000 = 7500` cm `=75` m breed.

b

Met `1000` .

c

`12 *7,5 =90` cm2.

d

Met `1000xx1000=1text(.)000text(.)000` .

e

`90 *1.000.000 =90.000.000` cm2. Dat is `9000` m2.

Opgave 7
a

Zie figuur op een cm-rooster.

b

Antwoord.

c

Antwoord.

Opgave 8
a

Lengte `8 xx 20 = 160` cm `=1,60` m.
Breedte `6 xx 20 = 120` cm `=1,20` m.
Hoogte `11 xx 20 = 220` cm `=2,20` m.

b

`20xx20 = 400` keer zo groot.

c

`20xx20xx20 = 8000` keer zo groot.

Opgave 9
a

De breedte van het schaalmodel is `65` cm en in werkelijkheid is dat `195` cm.
De vergrotingsfactor is dus `195/65=3` . De schaal is `1 : 3` .

b

Lengte `166` cm en hoogte `48` cm.

c

`~~ 5,6` L.

Opgave 10Soorten uilen
Soorten uilen
a

Ongeveer `75 // 25 = 3` keer zo groot.

b

Ongeveer `55 xx 3 = 165` cm.
(Volgens de Wikipedia ligt die spanwijdte tussen `160` en `188` cm.)

c

Gebruik de vergrotingsfactor van `3` .
De oehoe zou dan ongeveer `1100 xx 3 xx 3 = 9900` cm2 aan veren hebben.

d

Mannetje oehoe: `180 xx 3 xx 3 xx 3 = 4860` gram, dus ongeveer `4,86` kg.
Vrouwtje oehoe: `200 xx 3 xx 3 xx 3 = 5400` gram, dus ongeveer `5,40` kg.
(De Wikipedia geeft aan dat deze berekening een wel erg ruwe schatting is, in werkelijkheid is de mannetjesoehoe maximaal zo'n `2,8` kg en de vrouwtjesoehoe zo'n `4,2` kg.)

Opgave 11
a

De vergrotingsfactor is `4` .

b

`99 xx 4 xx 4 = 1584` cm2.

c

`58,5 xx 4 xx 4 xx 4 = 3744` cm3.

verder | terug