Symmetrie > Driehoeken
123456Driehoeken

Verwerken

Opgave 10

Je ziet vier driehoeken. In de driehoeken is aangegeven welke lijnstukken gelijk zijn.

Bereken de hoeken van deze driehoeken.

Opgave 11

Deze figuur bestaat uit drie driehoeken. In de figuur is aangegeven welke lijnstukken gelijk zijn.

a

Welke driehoek is gelijkbenig? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

`Delta ABE`

`Delta BDE`

`Delta BCD`

b

Welke driehoek is rechthoekig?

`Delta ABE`

`Delta BDE`

`Delta BCD`

c

Welke driehoek is gelijkzijdig?

`Delta ABE`

`Delta BDE`

`Delta BCD`

d

`∠ A B C` lijkt een gestrekte hoek. Is dat ook zo?

Opgave 12

Deze boekenkast heeft voor de stevigheid twee even lange stangen aan de achterkant die in het midden aan elkaar vastzitten, `/_A = 37^@` .

Bereken de twee verschillende hoeken die beide stangen met elkaar maken.

Opgave 13

Deze figuur is lijnsymmetrisch. Hij bestaat uit twee driehoeken.

Bereken de hoeken waar een vraagteken in staat.

Opgave 14

In elke driehoek `A B C` met `A C = B C` is de lijn die door het midden `M` van `A B` gaat en daar loodrecht op staat de bissectrice van `∠ C` .

Beredeneer waarom dit zo is.

Opgave 15

Van een regelmatige achthoek `ABCDEFGH` zijn alle hoeken en alle zijden gelijk. Vanuit het centrum `M` kun je lijnen trekken naar de hoekpunten. Zo verdeel je de achthoek in acht driehoeken.

a

Wat voor soort driehoek is `Delta DEM` ?

b

`/_DME` is `45^@` . Hoe groot is dan `/_ MDE` ?

verder | terug