Hier en op het werkblad zie je een A en een L op roosterpapier. Je mag er van uitgaan dat de hoekpunten van de letter A die geen roosterpunt zijn telkens precies midden tussen twee roosterpunten liggen. Let op: de roostereenheid is `1` cm.
Bereken van zowel de A als de L de exacte oppervlakte in mm2.
Waarom kun je wel van de L, maar niet van de A de exacte omtrek bepalen?
Bereken de omtrek van de L in cm.
Bereken de oppervlakte van de figuren, ze staan ook op het werkblad. Je mag ervan uitgaan dat de figuren IV en V lijnsymmetrisch zijn.
Bereken de lengte van de zijden van vierkant `ABCD` . Rond af op drie decimalen.
Iemand heeft een grasveld met een oppervlakte van `1,2` dam2. Het grasveld heeft twee rechte hoeken. Aan drie zijden wordt het grasveld begrensd door een beukenhaag.
Bereken hoe lang de beukenhaag is.
Een vierkant heeft een omtrek van `80` cm. Bereken de oppervlakte.
Van een rechthoekige driehoek is de oppervlakte `16,5` cm2. Deze driehoek is de helft van een rechthoek met lengte `6` cm. Bereken de breedte van die rechthoek.