Formules omtrek en oppervlakte > Oppervlakte cirkel
123456Oppervlakte cirkel

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

De basis van het "parallellogram" is geen lijnstuk, maar een golflijntje.

b

De basis van het parallellogram bestaat uit de cirkelboogjes van de helft van de sectoren, dus bij benadering uit de halve omtrek van de cirkel. Deze is dus ongeveer `1/2*π*6=3π` cm lang.

c

`3π*3=3^2*π =9π`

d

`9π≈28,27` cm2 en dat is ongeveer `2827` mm2.

Opgave 1
a

Bij een eenenzeventighoek, want de oppervlakte op één decimaal afgerond is `12,6` en `12,55` is afgerond ook `12,6` .

b

Bij een achtentachtighoek, want de oppervlakte op één decimaal afgerond is `28,3` en `28,2503` is afgerond ook `28,3` .

c

oppervlakte (cirkel) `=π*straal^2=π*3^2≈28,27433`

Opgave 2
a

`A=π*r^2`

b

Omdat `r = 0,5 d` geldt: `A = π * ( 0,5 * d ) ^2` .

Dit kun je schrijven als `A = π * 0,5*d * 0,5*d = 0,25 π * d^2` .

Opgave 3
a

`A= π * 5^2 ~~ 78,5` cm2.

b

Dus is de oppervlakte van elke taartpunt is `A = 1/4 * π * 5^2 ~~ 19,6` cm2.

Opgave 4
a

Doen, `π*5^2 = 78,5398...` is afgerond `78,54` .

b

`r=d/2=12/2=6` , dus oppervlakte (cirkel) `=π*6^2(=36π)≈113,10` cm2.

d

`A=0,25 π*12^2≈113,10` cm2.

Opgave 5
a

`r=d/2=20/2=10` m, dus oppervlakte (binnengebied) `=π*10^2(=100π)≈314,2` m2.

Of gebruik oppervlakte (binnengebied) `=0,25 π*d^2=0,25*π*20^2(=100π)≈314,2` m2.

b

oppervlakte (wegdek) `=π*15^2-π*10^2=125π≈393` m2.

Opgave 6
a

Op je rekenmachine zou je dit bijvoorbeeld kunnen uitrekenen met `√(10:π)=` .

Afgerond wordt dit `17,8` mm.

b

Noem de straal `r` , dan geldt: `r^2=25 /π` , dus `r=sqrt(25/π)` en diameter `d=2*r=2*sqrt(25/n)≈5,64` .

Opgave 7
a

`A=π*r^2` invullen levert `200=π*r^2` en `r^2=200/(pi)` , zodat `r=sqrt(200/(pi))~~7,98` m.

b

omtrek (binnengebied) `=π*d = π*2r = π*2*sqrt(200/π) ~~ 50,1` m.

Opgave 8

Het zwarte deel is precies de helft van de grote cirkel. De oppervlakte is dus: `1/2*π*10^2 = 50π ~~ 157` cm2.

Opgave 9

Trek in gedachten de diameter van de grote cirkel (zie figuur). Hierin past precies `3` maal de diameter van één balletje, dus de straal van de hele cirkel is `(3*20)/2=30` cm en die van een balletje is `20/2=10` cm. Er geldt:

oppervlakte (lege ruimte) `= π * 30^2 - 7 * π * 10^2 (=200π)≈628,32` cm2 `= 62832` mm2.

Opgave 10

Als `r` de straal is, dan is `π*r^2=400` en dus is `r=sqrt(400/π) ~~ 11,28` m.
De omtrek is dan `2 π*r = 2 π * sqrt(400/π)~~ 2 π*11,28 ~~ 71` m.

Opgave 11

Als `d` de diameter is, dan geldt: `=d + 0,5*π * d=400` .

Dus `2,5708*d = 400` , en `d=400/(2,5708) ~~ 155,59` m.

En `r≈1/2 * 155,59 ~~ 77,8` m.
De oppervlakte is dan `π*r^2 ~~ π*77,8^2 ≈ 19014` m2.

Opgave 12

De straal van de cirkel is `r=(8+4+8)/2=10` mm.

oppervlakte (doorsnede) `=1/2*10 *4 +30 *4 +1/2*π*10^2≈297` mm2.

Opgave 13

De straal van elke kwartcirkel is `(7-5)/2=1` cm.

Deel de figuur bijvoorbeeld op in een brede rechthoek (in het midden) van `12` cm bij `5` cm, `2` rechthoeken (boven en onder) van `10` cm bij `1` cm en `4*1/4=1` hele cirkel. Dan geldt:

oppervlakte `=12*5 +2 *10 *1 +π*1^2≈83,14` cm2.

Opgave 14Hartje aan een ketting
Hartje aan een ketting
a

Twee halve cirkels, dus één hele cirkel met een diameter van `28` mm en een straal van `14` mm.

Een vierkant met zijden van `28` mm.

Totale oppervlakte: `pi*14^2 + 28^2 ~~ 1400` mm2.

b

Twee halve cirkels, dus één hele cirkel met een diameter van `20` mm.

Een driehoek met zijden van `40` mm heeft (opmeten!) een hoogte van ongeveer `35` mm.

Totale oppervlakte `pi*10^2 + 1/2 * 40 * 35 ~~ 1014` mm2.

Dus de oppervlakte wordt behoorlijk kleiner.

Opgave 15De Ghanese Cedi
De Ghanese Cedi
a

De oppervlakte is `6` cm2 en `= π*r^2 = 6` geeft `r = sqrt(6/(pi)) ~~ 1,4` cm.
De diameter wordt dus `d ~~ 2,8` cm `= 28` mm.

b

De diameter van de hele cirkel is `14` mm en daarbij hoort een cirkelomtrek van `pi*14 ~~ 44` mm.

De driekwart cirkel is daarom ongeveer `0,75*44 = 33` mm lang.

Opgave 16

oppervlakte witte deel `=4* pi~~12,6 ` cm2.

Opgave 17

`~~2507` mm.

verder | terug