Formules omtrek en oppervlakte > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

Door de oppervlaktes van de afzonderlijke (halve) rechthoeken waarin je de figuur kunt verdelen op te tellen. Of, door van de oppervlakte van de rechthoek er omheen de oppervlaktes af te trekken van de (halve) rechthoeken die buiten de figuur (maar binnen die rechthoek) zitten.

Teken een eigen voorbeeld voor in je samenvatting.

b

Nee, tenzij van alle zijden van de figuur de exacte lengte bekend is.

Opgave 2

Zie figuur.

Opgave 3
a

Je kunt de figuur in drie driehoeken verdelen, waarvan er twee rechthoekig zijn.

oppervlakte(figuur) `= 1/2 * 4,4 * 2,0 + 1/2 * 4,8 * 2,2 + 1/2 * 3,8 * 2,2 = 13,86` cm2.

b

Om de omtrek te bepalen moet je de op ware grootte tekenen en de zijden opmeten.

Je vindt ongeveer `3,0 + 3,0 + 5,3 + 1,0 + 4,4 = 16,7` cm, dus `167` mm.

Opgave 4
a

Er geldt: omtrek(cirkel) `=π * d` en de diameter `d = 2*6 = 12` cm.
Dus de omtrek van deze cirkel is `pi * 12 = 12pi ~~ 37,7` cm `=377` mm.

b

Er geldt: opp(cirkel) `=π * r^2` en de straal `r = 6` cm.
Dus de oppervlakte van deze cirkel is `pi * 6^2 = 36pi ~~ 113,10` cm2 `=11310` mm2.

Opgave 5
a

Omdat `π * d = 100` is `d = 100 / π ≈ 31,8` cm.

b

`100 = π * r^2` geeft voor de straal `r^2 = 100 / π` en dus `r = sqrt( 100 / π ) ≈ 5,6` cm. `d = 11,2` cm.

Opgave 6
a

Maak bij het natekenen gebruik van de roosterhokjes, opmeten geeft ongeveer `85` mm.

b

`6 * 4 - 1/2 * 1 * 4 - 1/2 * 1 * 2 - 1/2 * 3 * 2=18` roostereenheden en dat is `4,5` cm2.

Opgave 7
a

`13 * 10 = 130` cm2.

b

`13 + 11 + 13 + 11 = 48` cm.

Opgave 8
a

`1/2 * 8 * 4,5 + 1/2 * 3 * 4,5 = 24,75`

b

`1/2 * 8 * 7 = 28`

Opgave 9

`1/2*(4+3)*8,5 - 1/2*pi*1,5^2 ~~ 26,22` cm2.

Opgave 10
a

`π * 4 ≈ 12,6` cm (vier kwartcirkels maken een hele cirkel).

b

`2 * 2 + π * 2 + 1/2 * π * 4 ≈ 16,6` cm
Twee lijnstukken plus twee halve, kleine cirkels (dus een hele) plus een halve, grotere cirkel.

c

`4 * 4 - π * 2^2 ≈ 3,4` cm2.
Zet er een vierkant omheen en trek daar vier kwartcirkels, dus een hele cirkel, van af.

d

`4 * 2 + π * 1^2 + 1/2 * π * 2^2 ≈ 17,4` cm2.
Een rechthoek plus twee halve, kleine cirkels (dus een hele) plus een halve, grotere cirkel.

Opgave 11
a

De straal van een hele euromunt is `(23,25)/2=11,625` mm.
De oppervlakte van de bovenkant van een totale euromunt is dus `π * 11,625^2 ≈ 424,56` mm2.

Het binnengebied heeft een oppervlakte die daar de helft van is, dus daar geldt voor de oppervlakte: `π * r^2 ≈ (424,56) / 2≈212,28` . Dus `r^2 ≈ (212,28)/π` en `r≈ sqrt((212,28)/π) ≈ 8,22` mm, wat een diameter van ongeveer `16,44` mm oplevert.

b

Ja, echt nauwkeurig kun je dit waarschijnlijk niet nameten, maar het lijkt er wel op.

Opgave 12Eigen ontwerp hangertje
Eigen ontwerp hangertje
a

Eigen antwoord.

b

Eigen antwoord.

c

Eigen antwoord.

Opgave 13Ganzenbord
Ganzenbord
a

Rechte stukken met een totale lengte van `4 *20 =80` cm (als je vanaf de rechterrand van het vakje "START" tot het begin van vak 63 rekent). Allemaal verschillende halve cirkels en één kwart cirkel, samen `1/2*π*30 +1/2*π*25 +1/2*π*20 +1/2*π*15 ≈141` cm. Totaal ongeveer `221` cm.

b

`20 *35 +1/2*π*17.5^2+1/2*π*15^2≈1534` cm2.

Opgave 14Overlappende cirkels
Overlappende cirkels

De oppervlakte van het kleine blad is `π*2^2 = 4 π` dm2.
De helft daarvan is `2 π` dm2.
Het grote blad heeft een oppervlakte van `π*4^2 = 16 π` dm2.
Omdat `(4 π) / (16 π) = 0,125` wordt `12,5` % van het grote blad door het kleine bedekt.

verder | terug