Meetkundige berekeningen > Pythagoras
123456Pythagoras

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Doen, verdeel ze bijvoorbeeld in rechthoeken en rechthoekige driehoeken.

b

Door de wortel te trekken uit de oppervlakte van het vierkant waar elke zijde ook een zijde van is.

c

De oppervlaktes van de twee kleinste vierkanten zijn even groot als die van het grootste vierkant.

d

Spelen met de applet.

Opgave 1
a

Zijde `AB` . De andere zijden zijn rechthoekszijden.

b

De oppervlakte van dit vierkant is met de stelling van Pythagoras `5^2+3^2=34` .
Controleer dat je dit ook vindt door het vierkant te verdelen in (halve) rechthoeken.

c

`AB=sqrt(34 )≈5,83` .

d

De lengte in de tekening klopt bij benadering.

Opgave 2
a

De oppervlakte van dit vierkant is `4^2+3^2=25` . Controleer dat je dit ook vindt door "hokjes tellen".

b

`AB=sqrt(25 )=5` . Een benadering is niet nodig omdat `25` een kwadraat is. Dit komt af en toe voor bij de stelling van Pythagoras.

c

De lengte in de tekening klopt.

Opgave 3

`PR=c` is de langste zijde, dus `12^2+10^2=c^2` .
Dit geeft `c^2=244` en dus `c=sqrt(244 )≈15,6` cm.
Conclusie: `PR≈156` mm.

Opgave 4
a

Gebruik de stelling van Pythagoras, je hoeft dan geen vierkant op de langste zijde te tekenen en dat te verdelen.

`6^2+4^2=AB^2` geeft `AB=sqrt(52)` .

b

Geef elkaar een opgave op (bijvoorbeeld op papier) en laat de ander het antwoord berekenen. Controleer je antwoord met de applet in Voorbeeld 1.

Opgave 5
a

Schets de driehoek.

De lengte van `PR` is dan ongeveer `35` cm.

b

`PR` is de langste zijde, dus `18^2+30^2= PR^2` .
Dit geeft `PR=sqrt(1224 )≈34,99` cm.

Opgave 6
a

Nu krijg je: `54^2+42^2=c^2` .
Dit geeft: `c^2=4690` .
En dus is: `c=sqrt(4680)≈68,4` cm.

b

Ongeveer `54+42+68,4=164,4` cm.

Opgave 7

Oefen dit goed!

Opgave 8

Oppervlakte vierkant op `AB` is `16` .
Oppervlakte vierkant op `BC` is `4`
Oppervlakte vierkant op `AC` is `20` ("hokjes tellen")>

Dus `AC = sqrt(20)~~4,47` .

Opgave 9

`AC^2=AB^2+BC^2`
`AC^2=3^2+5^2=34` , dus `AC=sqrt(34 )` .

`DE^2=DF^2+EF^2`
`DE^2=5,5^2+13,2^2=204,49` , dus `DE=sqrt(204,49 )~~14,3` .

`KL^2=KM^2+LM^2`
`KL^2=15^2+7^2=274` , dus `KL=sqrt(274 )` .

Opgave 10

De ladder zelf is de langste zijde van een rechthoekige driehoek met rechthoekszijden van `2` m en `8` m.
Noem de lengte van de ladder `l` , dan is `2^2 + 8^2 = l^2` .
Dus `l = sqrt(68) ~~ 8,25` m.

Opgave 11

De diameter van het ronde tafelkleed moet een minimale lengte hebben die gelijk is aan de diagonaal van het vierkante tafelblad.
De diagonaal `d` kan worden berekend in centimers:

`d^2 = 160^2 + 160^2` geeft `d = sqrt(51200) ~~ 226,3` cm.
De diameter van het tafelkleed moet dus minimaal `226,3` cm zijn. Afgerond op gehele centimeters is dat `227` cm.

Opgave 12Het hoekkastje op schaal
Het hoekkastje op schaal
a

Zie figuur. Maak jouw tekening écht op de goede schaal.

b

Bekijk de figuur hieronder. De breedte van het deurtje `d` is de langste zijde van de getekende rechthoekige driehoek.

Ga na, dat de rechthoekszijden van die driehoek inderdaad `56` cm en `53` cm moeten zijn.

Stelling van Pythagoras: `d^2 = 53^2 + 56^2 = 5945` , dus `d=sqrt(5945)~~77,1` cm.

De stelling van Pythagoras is nodig om die breedte tot op de mm nauwkeurig te kunnen berekenen. In een tekening op schaal is nameten niet nauwkeurig genoeg.

Opgave 13Pythagorasbomen
Pythagorasbomen
a

Teken de figuur na.

De kleinste vierkanten zijn `1` bij `1` cm.

b

In het midden komen er vierkanten tegen elkaar en daar is de boom dus niet meer uit te breiden of je moet vierkantjes over elkaar heen leggen.

c

Je moet heel nauwkeurig tekenen. Er komen nog twee stappen bij, maar er zijn nu meer plekken waar "takken" over elkaar gaan lopen.

d

Leuk om zelf eens uit te zoeken. Misschien ontdek je wel dat de hele Pythagorasboom altijd binnen een rechthoek past die `6` keer zo lang is als het vierkantje waarmee je begint en `4` keer zo breed.

Opgave 14

`A C = sqrt(41) ~~ 6,4` .

`D F = sqrt(42,25) = 6,5` .

`M L = sqrt(29) ~~ 5,4` .

verder | terug