Hier zie je vier figuren met rechthoekige driehoeken.
Bereken in elke figuur de exacte lengte van de zijde met het vraagteken.
Een glazenwasser moet een raam op de tweede verdieping wassen. De ladder moet daarvoor op `5,5` m boven de begane grond tegen de muur komen. De ladder is helemaal uitgeschoven `6` m lang.
Maak een schets van de situatie. Bereken hoe ver hij deze ladder van de voet van de muur moet zetten.
Een computer heeft een `17` inch monitor. Dit betekent dat de diagonaal van het zuiver rechthoekige beeldscherm `17` inch is. De hoogte van het beeld is dan `10` inch. `1` inch = `2,54` cm.
Maak een schets van de situatie. Bereken de afmetingen van het beeldscherm. Geef je antwoord in mm nauwkeurig.
Welke van deze driehoeken zijn rechthoekig? Welke hoek is dan recht?
Driehoek `A B C` met `A B = 10` , `B C = 7,5` en `A C = 12,5` .
Driehoek `D E F` met `D E = 2` , `D F = 2` en `E F = 3` .
Driehoek `G H I` met `G H = 10` , `G I = 26` en `H I = 24` .
Driehoek `K L M` met `K L = 5` , `K M = 5` en `L M = sqrt( 50 )` .
Je ziet hier een Zweeds huis. Let op de rode dakpannen van het huis, niet die van de uitbouw aan de voorkant. Stel dat de bovenste verdieping `6` m breed en `10` m lang is. (Die `10` m is de lengte van één dakgoot.) Stel verder dat de nok van het dak `3` m boven het midden van de vloer van de bovenste verdieping zit. Van de gebruikte dakpannen zijn er ongeveer `17,5` nodig per m2 dak.
Hoeveel rode dakpannen zijn er voor dit huis ongeveer nodig?