Meetkundige berekeningen > Lengtes berekenen
123456Lengtes berekenen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Teken een rechthoekige driehoek waarvan de onderste plank een rechthoekszijde is en de buis de langste zijde.
De hoogte van de kast wordt dan de andere rechthoekszijde.

b

Denk er om dat de langste zijde de `200` cm is.

`40^2 + h^2 = 200^2` geeft `h^2 = 200^2 - 40^2 = 38400` , zodat `h=sqrt(38400)~~196,0` cm.

c

Neem aan, dat alle vijf tussenruimtes gelijk zijn.

Elke tussenruimte wordt dan ongeveer `196,0 // 5 ~~ 39,2` cm.

Opgave 1
a

Doe dit zonder naar de uitleg te kijken. Vergelijk jouw antwoord met dat in de uitleg.

b

Zorg er in je schets voor dat de rechte hoek op de goede plek zit.

De hypotenusa - de langste zijde - is `KL` , dus de stelling van Pythagoras luidt: `KM^2 + LM^2 = KL^2` .

Ingevuld: `3^2 + LM^2 = 5^2` .

Dit levert op: `LM^2 = 5^2 - 3^3 = 16` , dus `LM=sqrt(16)=4` .

c

`PR=c` is de hypotenusa, dus `12^2+10^2=c^2` .
Dit geeft `c^2=244` en dus `c=sqrt(244 )≈15,6` cm.
Conclusie: `PR≈156` mm.

Opgave 2
a

Omdat `AC` de langste zijde is, zou nu de stelling van Pythagoras zijn: `12^2 + 5^2 = 13^2` .

Nu is `12^2 = 144` , `5^2 = 25` en `13^2 = 169` .

Omdat `144+25=169` klopt in deze driehoek de stelling van Pythagoras en is hij dus rechthoekig.

b

Omdat `DE` de langste zijde is, zou nu de stelling van Pythagoras zijn: `8^2 + 10^2 = 12^2` .

Nu is `10^2 = 100` , `8^2 = 64` en `12^2 = 144` .

Omdat `100+64!=144` klopt in deze driehoek de stelling van Pythagoras niet en is hij dus niet rechthoekig.

Opgave 3
a

Nu krijg je: `1,5^2+QR^2=3,5^2` .
Dit geeft: `QR^2=3,5^2-1,5^2=10` .
En dus is: `QR=sqrt(10 )≈3,16` m.

De ladder bereikt nu een hoogte van `QR=sqrt(10 )≈3,16` m.

b

Nu krijg je: `PQ^2+3^2=3,5^2` .
Dit geeft: `PQ^2=3,5^2-3^2=3,25` .
En dus is: `PQ=sqrt(3,25 )≈1,80` m.
De voet van de ladder moet op `180` cm van de muur.

Opgave 4
a

De lengte van `QR` is ongeveer `24` cm.

b

In deze driehoek geldt als stelling van Pythagoras: `PQ^2+ QR^2=PR^2` .

Dus: `16^2+ QR^2=30^2` . Dit geeft `QR=sqrt(644 )≈23,38` cm.

Opgave 5

Oefen dit goed!

Opgave 6
a

Voor `AC` geldt de volgende stelling van Pythagoras:
`4^2+ 2^2=AC^2` .
`AC = sqrt(20) ~~ 4,47` .

Voor `BC` geldt de volgende stelling van Pythagoras:
`4^2+ 1^2=BC^2` .
`BC = sqrt(17) ~~ 4,12` .

b

Oefen dit goed met een klasgenoot.

Opgave 7
a

Omdat `20 +20 =40` geldt in deze driehoek de stelling van Pythagoras: `AC^2+BC^2=AB^2` . En omdat die alleen in rechthoekige driehoeken geldt, moet deze driehoek dus wel rechthoekig zijn. Ga na, dat `∠C` de rechte hoek is.

b

`AB^2=10^2+2^2=104`
`AC^2=9^2+2^2=85`
`BC^2=1^2+4^2=17`
In deze driehoek geldt de stelling van Pythagoras dus niet.

c

`AB^2=9^2+2^2=85`
`AC^2=8^2+2^2=68`
`BC^2=1^2+4^2=17`
`17+68=85`
In deze driehoek geldt de stelling van Pythagoras. De driehoek is rechthoekig.

Opgave 8
a

Gebruik passer en geodriehoek.
Omdat `4^2+5^2≠6^2` .

b

Gebruik passer en geodriehoek.
Omdat `5^2+12^2=13^2` .

Opgave 9

`B C^2 + AC^2 = AB^2`
`B C^2 = 6^2 - 5^2 = 11` , dus `B C = sqrt( 11 )` .

`KL^2 + KM^2 = LM^2`
`K L^2 = 6,5^2 - 2,5^2 = 36` , dus `K L = sqrt( 36 ) = 6` .

`DE^2 + EF^2 = DF^2`
`D F^2 = 6,5^2 + 2,5^2 = 48,5` , dus `D F = sqrt( 48,5 )` .

Als eerste geldt `PQ^2 + QR^2 = PR^2` .
`6^2 + 8^2 = PR^2` , dus `PR = sqrt(100) = 10` .
Er geldt ook dat `SR = PR - 6,4 = 3,6` .
Vervolgens geldt: `S R^2 + TS^2 = TR^2` .
`3,6^2 + 2^2 = TR^2` , dus `TR = sqrt(16,96) ~~ 4,12` .

Opgave 10

Teken een driehoek `ABC` , waarin `AC` de ladder is en `AB` de gevraagde afstand.
Dan is `AB^2 + 5,5^2 = 6^2` , zodat `AB^2 = 6^2 - 5,5^2 = 5,75` .

Dus `AB = sqrt(5,75) ~~ 2,40` m.

Opgave 11

Het beeldscherm is `sqrt(17^2-10^2) = sqrt( 189 )` inch lang en dat is ongeveer `34,9` cm.
Dit beeldscherm heeft een lengte van `349` mm en een breedte van `254` mm.

Opgave 12
a

`10^2 + 7,5^2 = 12,5^2` , dus deze driehoek is rechthoekig met `∠ B` als rechte hoek.

b

`2^2 + 2^2 ≠ 3^2` , dus deze driehoek is niet rechthoekig.

c

`10^2 + 24^2 = 26^2` , dus deze driehoek is rechthoekig met `∠ H` als rechte hoek.

d

`5^2 + 5^2 = 50` , dus deze driehoek is rechthoekig met `∠ K` als rechte hoek.

Opgave 13

Aan de zijkant van het huis is een rechthoekige driehoek te zien: van de nok recht naar beneden tot de vloer van de bovenste verdieping, van het midden van de vloer van de bovenverdieping naar de dakgoot en van de dakgoot naar de nok. De zijkant `z` van het pannendak is dus te berekenen met de stelling van Pythagoras: `3^2+3^2=z^2` , zodat `z=sqrt(18)` .

Het dak bestaat uit twee rechthoeken van `10` m bij `sqrt(18 )≈4,24` m. De totale dakoppervlakte is daarom ongeveer `84,8` m2.
Daarvoor zijn `84,8*17,5 = 1484` dakpannen nodig (naar beneden afronden kan vanwege de schoorsteen).
(De maten van het dak zullen ongetwijfeld in werkelijkheid zo worden gekozen dat het met gehele dakpannen kan worden bedekt.)

Opgave 143,4,5-steek
3,4,5-steek
a

`3^2 + 4^2 = 5^2` , dus in zo'n driehoek geldt de stelling van Pythagoras. Het is dus een rechthoekige driehoek.

b

Noem de tussenruimtes tussen de knopen `x` cm. Je kunt dan een driehoek maken met zijden van `3 x` , `4 x` en `5 x` . Omdat `( 3 x ) ^2 + ( 4 x )^2 = ( 5 x ) ^2` , geldt in deze driehoek altijd de stelling van Pythagoras en dus is hij altijd rechthoekig.

Opgave 15Altijd checken of iets echt waar is...
Altijd checken of iets echt waar is...
a

Uit vierkant III en uit vier keer rechthoekige driehoek `ABC` .

b

Uit de vierkanten I en II en uit vier keer rechthoekige driehoek `ABC` .

c

Dat de oppervlakte van vierkant III gelijk moet zijn aan die van de vierkanten I en II samen.

d

De redenering hiervoor ziet er wel sterk uit. Maar er zijn wat haken en ogen...
Hoe weet je bijvoorbeeld zeker dat al die rechthoekige driehoeken binnen de gestippelde vierkanten ook echt gelijk zijn aan `∆ ABC` ? Een echt zorgvuldig bewijs kun je in de wiskunde alleen leveren binnen een goed opgebouwde theorie.

Opgave 16

`B C = sqrt(20)` .

`K L = sqrt(42,25) = 6,5` .

`D F = sqrt(29,75)` .

Opgave 17
a

`10^2 + 24^2 = 26^2` , dus deze driehoek is rechthoekig met `/_C` als rechte hoek.

b

`3^2 + 3^2 ≠ 5^2` , dus deze driehoek is niet rechthoekig.

Opgave 18

Maximaal `170` cm.

verder | terug