Rekenen > Optellen en aftrekken
1234567Optellen en aftrekken

Uitleg

Je ziet Arnoud's kassabon. Om te controleren of het totaalbedrag klopt moet hij de prijzen van de gekochte artikelen optellen.

Je wilt weten hoeveel twee getallen samen zijn. Je moet de getallen optellen.
Je krijgt dan de som van deze getallen.

Arnoud wil ook weten of het bedrag dat hij terug krijgt klopt. Hij trekt daartoe het totaalbedrag af van de € 20,00 die hij heeft betaald.

Je wilt weten hoeveel twee getallen verschillen. Je moet de getallen van elkaar aftrekken.
Je krijgt het verschil van beide getallen.

Bijvoorbeeld:

2,15 + 3,98 = 6,13

10 - 8,95 = 1,05

Optellen en aftrekken gaat gemakkelijk met je rekenmachine.
Let op: je moet wel een decimale punt gebruiken in plaats van de decimale komma!

Opgave 1

Bereken uit het hoofd of met je rekenmachine.

a

25 + 13

b

59 - 21

c

112 + 99

d

204 - 48

Opgave 2

Vul in:

a

7 + 4 = 11, dus 11 is ... van 7 en 4.

b

7 - 4 = 3, dus 3 is ... van 7 en 4.

Opgave 3

Bekijk in de Uitleg hoe je twee getallen optelt en aftrekt met je rekenmachine.
Maak de volgende optellingen en aftrekkingen.

a

2531 + 395

b

2531 - 395

c

15439 + 5673

d

15439 - 5673

e

10340,31 + 990,64

f

10340,31 - 990,64

verder | terug