Breuken > Breuk en kommagetal
123456Breuk en kommagetal

Verwerken

Opgave 9

Schrijf de volgende breuken als decimale getallen. Benader ze waar nodig in drie decimalen nauwkeurig.

a

`3/5 = ...`

b

`5/12 = ...`

c

`3/25 = ...`

d

`1 3/25 = ...`

e

`4/21 = ...`

f

`3 10/21 = ...`

Opgave 10

Schrijf de volgende getallen als een zo eenvoudig mogelijke breuk.

a

`2,1 = ...`

b

`0,125 = ...`

c

`0,65 = ...`

d

`0,02 = ...`

Opgave 11

Je ziet hier de euromunten die nog in omloop zijn. De basismunt is de munt van `1`  euro.

a

Op de munt van `1/2` euro staat `50` eurocent. Leg uit dat dit betekent dat `1/2` euro gelijk is aan € 0,50.

b

Leg aan de hand van deze munten uit, dat `1/10 = 0,10` en dat `1/100 = 0,01` .

c

Met welke breuk kun je aangeven welk deel de munt van `20` eurocent is van de euro?

d

Hoeveel is `1/4` deel van `2` euro? Welke munt hoort hier bij?

e

Laat zien dat € 2,50 ook is te schrijven als `2 + 2/5 + 1/10` .

f

Geef nog minstens twee andere manieren om € 2,50 weer te geven met breuken.

Opgave 12

Je verdeelt een stuk koek van `7` cm lang in drieën.

a

Hoe lang is elk deel op één decimaal nauwkeurig?

b

Waarom zijn die drie gelijke lengtes niet precies samen `7` cm?

verder | terug